Om ondernemingen aan te moedigen hun bedrijfsvoertuigen, die zij gebruiken voor goederenvervoer of voor bezoldigd personeelvervoer, te vervangen door milieuvriendelijkere voertuigen, heeft de wetgever een bijzondere vrijstelling voorzien. De vrijstelling geldt voor alle ondernemingen: zowel natuurlijke personen als vennootschappen. Wij sommen voor u de voorwaarden op waaraan u moet voldoen, opdat de meerwaarde die u realiseert op zulke voertuigen, van belasting zou zijn vrijgesteld.
Wanneer realiseert u een meerwaarde?
U realiseert een meerwaarde als bij de vervreemding (bv. verkoop) de verkoopprijs hoger ligt dan de fiscale nettowaarde van het goed (de oorspronkelijke aanschaffingsprijs verminderd met de aanvaarde afschrijvingen).
Voorbeeld
U koopt een voertuig voor 30.000 EUR en schrijft dit af op vijf jaar = 6.000 EUR per jaar. Na vier jaar besluit u het te verkopen. De verkoopprijs bedraagt 11.000 EUR. Op dat moment bedraagt de fiscale nettowaarde nog 6.000 EUR (30.000 – 4 × 6.000). De meerwaarde bedraagt dus: 11.000 – 6.000 = 5.000 EUR.
Een meerwaarde kan zowel vrijwillig zijn (u beslist het goed te verkopen) als gedwongen (u krijgt een schadevergoeding na een schadegeval, u wordt onteigend).
De verkochte bedrijfsvoertuigen
Niet alle bedrijfsvoertuigen komen in aanmerking. Het moet gaan om:
bedrijfsvoertuigen die worden aangewend voor bezoldigd personenvervoer, met name autobussen, autocars en de autovoertuigen die uitsluitend worden aangewend voor een taxidienst of voor verhuring met bestuurder. Als ze ook voor privédoeleinden gebruikt worden is de vrijstelling uitgesloten;
bedrijfsvoertuigen aangewend voor goederenvervoer, met name trekkers, vrachtwagens en aanhangwagens en opleggers met een maximaal toegelaten massa van minstens vier ton.
Het begrip ‘bedrijfsvoertuig’ heeft hier dezelfde betekenis als inzake de verkeersbelasting: voor personenwagens, komen dus enkel die wagens in aanmerking die van verkeersbelasting zijn vrijgesteld door het feit dat zij uitsluitend worden gebruikt voor taxidiensten en/of verhuring met bestuurder.
Zowel de vrijwillig als de gedwongen gerealiseerde meerwaarde kan worden vrijgesteld. Voor vrijwillige meerwaarden, kan dat enkel als op het moment van de verkoop de bedrijfsvoertuigen sedert meer dan drie jaar de aard van vaste activa hebben.
De nieuwe bedrijfsvoertuigen
Om van de vrijstelling te kunnen genieten, moet de volledige verkoopprijs/ontvangen schadevergoeding herbelegd worden. Let dus op: niet enkel de meerwaarde, maar het volledig ontvangen bedrag moet worden herbelegd.
Herbeleggen mag in nieuwe voertuigen, tweedehandsvoertuigen en kan zelfs in geleasede wagens.
Het was de opzet van deze regeling om ondernemingen aan te moedigen hun oudere voertuigen te vervangen door nieuwe milieuvriendelijkere voertuigen. De voertuigen moeten dan ook aan bepaalde voorwaarden voldoen:
aangewend worden voor bezoldigd personenvervoer of voor goederenvervoer;
aan specifieke ecologische normen voldoen;
in België gebruikt worden bij de uitoefening van de bedrijfswerkzaamheid.
Hoewel de volledige verkoopprijs moet worden herbelegd, moet er geen ‘één-op-één herbelegging’ plaatsvinden. Zo kan de verkoopprijs van twee oude voertuigen gebruikt worden voor de aankoop van één nieuw voertuig. Of kan vice versa de verkoopprijs van één oud voertuig geïnvesteerd worden in de aankoop van twee nieuwe.
Termijn die u heeft om een nieuw voertuig te kopen
De herbeleggingstermijn duurt:
twee jaar voor een vrijwillige meerwaarde: de termijn begint dan te lopen vanaf de eerste dag van het kalenderjaar waarin de meerwaarde verwezenlijkt werd. Voorbeeld: het voertuig wordt verkocht op 22 mei 2013. De herbeleggingstermijn loopt van 1 januari 2013 tot 31 december 2014.
één jaar voor een gedwongen meerwaarde, waarbij de herbelegging moet gebeuren binnen één jaar na het verstrijken van het belastbare tijdperk waarin de schadevergoeding ontvangen werd. Voorbeeld: er doet zich een schadegeval voor op 22 mei 2013, u ontvangt een schadevergoeding op 17 april 2014. Het belastbare tijdperk waarin de schadevergoeding ontvangen werd loopt tot 31 december 2014. U heeft dus nog een jaar, tot eind 2015, om te herbeleggen.
Bijkomende voorwaarde: de onaantastbaarheidsvoorwaarde
Ten slotte mag u niet uit het oog verliezen dat de ‘onaantastbaarheidsvoorwaarde’ moet worden gerespecteerd. Dit betekent dat de meerwaarde op één of meer afzonderlijke rekeningen op het passief moet worden geboekt. De meerwaarde mag dus niet tot grondslag dienen voor de berekening van de jaarlijkse dotatie aan de wettelijke reserve of van enige beloning of toekenning.
Wat als u de voorwaarden niet respecteert
Als u niet (op tijd) wederbelegt, of als de onaantastbaarheidsvoorwaarde niet meer wordt gerespecteerd, of als het nieuwe voertuig niet voldoet aan de wettelijk gestelde voorwaarden, wordt de verwezenlijkte meerwaarde behandeld als een inkomen van het belastbare tijdperk waarin de herbeleggingstermijn is verstreken, en als dusdanig belast. Daar bovenop komen dan nalatigheidsinteresten, verschuldigd vanaf 1 januari van het jaar waarnaar het aanslagjaar wordt genoemd waarvoor de vrijstelling werd toegestaan.