Telt ‘wachtdienst’ mee als arbeidstijd? Midden november 2021 kreeg het Europees Hof van Justitie deze vraag voorgelegd in het kader van de wachtdienst van een brandweerman. Het was niet de eerste keer, want ook in maart 2021 moest het Hof daarover al uitspraak doen. Conclusie: ook gewoon wachten kán werken zijn.
Een Ierse brandweerman
Een Ierse jongeman is deeltijds in dienst als brandweerman bij Dublin City. Hij moet deelnemen aan minstens 75% van de interventies van het korps; hij mag dus 1 op 4 interventies weigeren. Tijdens zijn wachtdienst is de brandweerman niet verplicht om zich op een bepaalde plaats te bevinden, maar als er een noodoproep binnen komt, moet hij binnen de vijf minuten en maximaal binnen de tien minuten in de kazerne zijn. Een wachtdienst met permanente bereikbaarheid duurt 24 uur per dag, gedurende 7 dagen per week, behoudens in geval van vakantie of een op voorhand aangekondigde onbeschikbaarheid.
Onze brandweerman mag daarnaast nog een beroepsactiviteit uitoefenen. In casu werkt hij als zelfstandig taxichauffeur. Hij mag gemiddeld niet meer dan 48 uur per week in die andere activiteit werken en hij mag die andere beroepsactiviteit ook niet uitoefenen tijdens zijn actieve arbeidsuren als oproepbare brandweerman. ‘Actieve arbeidsuren’ zijn niet alleen de uren die effectief besteed worden aan brandbestrijding, maar ook de uren die besteed worden aan andere korpsactiviteiten, zoals opleidingen.
Bereikbaar, beschikbaar, oproepbaar
De brandweerman meent dat de uren waarin hij oproepbaar is beschouwd moeten worden als ‘arbeidstijd’. Hij argumenteert dat hij altijd snel moet kunnen reageren op een noodoproep, zodat hij zijn tijd niet vrij kan besteden aan familiale en sociale activiteiten of aan zijn beroepsactiviteit als taxichauffeur. Volgens hem schendt de gemeente Dublin de regels inzake dagelijkse en wekelijkse rusttijd en inzake de maximale wekelijkse arbeidstijd door een wachtdienst of oproepdienst op te leggen van 24 uur per dag, zeven dagen per week, en door die uren niet te beschouwen als arbeidstijd.
Hof van Justitie
De concrete vraag waarover het Hof zich buigt is of de periode dat de brandweerman permanent bereikbaar moet zijn, waarin hij met toestemming van zijn werkgever een zelfstandige beroepsactiviteit mag uitoefenen, maar in geval van een noodoproep binnen ten hoogste tien minuten op de kazerne moet zijn, als ‘arbeidstijd kwalificeert.
Het Hof van Justitie verwijst daarvoor naar richtlijn 2003/88, die de minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid op het gebied van de organisatie van de arbeidstijd bevat. Die richtlijn omschrijft arbeidstijd als de tijd waarin de werknemer werkzaam is, ter beschikking van de werkgever staat en zijn werkzaamheden of functie uitoefent, overeenkomstig de nationale wetten en/of gebruiken. Rusttijd is de tijd die geen arbeidstijd is.
Volgens het Hof kwalificeert een periode van oproepdienst als arbeidstijd als de werknemer grote verplichtingen heeft die van die aard zijn dat zij een objectieve en aanzienlijke impact hebben op zijn mogelijkheden om tijdens die periodes de tijd waarin geen beroepswerkzaamheden van hem worden verlangd vrij in te vullen en aan zijn eigen interesses te besteden.
Omgekeerd: als de verplichtingen van de werknemer in een bepaalde periode van oproepdienst minder intens zijn en zij hem de mogelijkheid laten om zonder al te veel problemen zijn tijd te beheren en zich met zijn eigen interesses bezig te houden, dan is enkel de tijd die tijdens de dienst daadwerkelijk wordt verricht, ‘arbeidstijd’.
Maar wanneer leidt een oproepdienst met permanente bereikbaarheid tot grote verplichtingen met aanzienlijke impact op het tijdsbeheer van de werknemer waarin geen beroepswerkzaamheden van hem worden verlangd?
Grote verplichtingen
Volgens het Hof van Justitie moet men rekening houden met de tijd waarover de werknemer tijdens de oproepdienst beschikt om zijn beroepsactiviteiten te hervatten, eventueel in combinatie met het gemiddeld aantal interventies dat hij tijdens de oproepdienst daadwerkelijk moet uitvoeren.
Als de werknemer maar enkele minuten heeft om de activiteit waarvoor hij in wachtdienst zit aan te vatten, dan is de periode van de oproepdienst in principe integraal ‘arbeidstijd’.
Er moet echter ook rekening worden gehouden met eventuele andere verplichtingen die de werknemer krijgt opgelegd en met de faciliteiten die hem in diezelfde periode worden geboden.
Het is aan de nationale rechter om na te gaan of de brandweerman dermate zware verplichtingen heeft dat die een objectieve en aanzienlijke impact hebben op diens mogelijkheden om, tijdens de wachtdienst, de tijd waarin van hem geen beroepswerkzaamheden als oproepbare brandweerman worden verlangd, vrij in te vullen. Maar het Hof voegt er wel fijntjes aan toe dat:
de brandweerman tijdens de wachtdienst zich op geen enkel moment op een bepaalde plaats moest bevinden (hij was dus niet verplicht om zich in de kazerne te bevinden);
hij niet verplicht was om deel te nemen aan alle interventies die vanuit zijn kazerne worden uitgevoerd (hij mocht een kwart van de interventies laten schieten); en
hij de toelating had om een andere beroepsactiviteit van gemiddeld niet meer dan 48 uur per week uit te oefenen.
Dat lijken voor het hof objectieve elementen om te concluderen dat de brandweerman in staat was om tijdens die periodes een andere beroepsactiviteit in overeenstemming met zijn eigen interesses te verrichten en hij daaraan een aanzienlijk deel van zijn betrokken tijd kon besteden.
Het enige wat hier tegenin gebracht kan worden, is dat de gemiddelde frequentie van de noodoproepen en de gemiddelde duur van de interventies kunnen verhinderen dat de brandweerman daadwerkelijk een andere beroepsactiviteit kan uitoefenen.
Het Hof verwerpt uitdrukkelijk de zogenaamde ‘organisatorische moeilijkheden’. We denken dan bijvoorbeeld aan de woonplaats die de brandweerman uitkoos of aan de plaats waar hij zijn andere beroepsactiviteit uitoefent.
Rusttijd heeft ook verplichtingen
Maar ook als we zouden concluderen dat wachtdienst géén arbeidstijd is, en wachttijd dus als rusttijd kwalificeert, dan nog heeft de werkgever verplichtingen op het vlak van de bescherming van de veiligheid en de gezondheid van zijn werknemers. Werkgevers mogen geen zodanig lange of frequente periodes van oproepdienst invoeren dat die een risico zouden opleveren voor de veiligheid en gezondheid van hun werknemers, zelfs als het enkel om ‘rusttijd’ zou gaan.
Maar dat moet geregeld worden in de nationale wetgeving van elk land.
Belgische regeling
Is de Belgische regeling conform dit arrest? Dat valt mee.
In België is het zo dat als er effectieve prestaties moeten worden verricht tijdens een wachtdienst, er ook effectief loon moet worden betaald.
Als er daarentegen geen effectieve prestaties zijn, dan is er niets voorzien in de wet, maar de meeste collectieve arbeidsovereenkomsten bevatten een regime van verloning voor wachtdiensten. Ongeacht of er effectief prestaties worden verricht, of niet. Ondernemingen kunnen daarvan afwijken, maar de sectorale cao’s gelden als minimum.