Ondernemingen kunnen sinds aanslagjaar 2004 belastingvrij een investeringsreserve aanleggen. Met deze maatregel wil de overheid de zelffinanciering van vennootschappen aanmoedigen. Na de invoering van de ‘notionele interestaftrek’ nam het succes van de investeringsreserve af. Toch blijft het voor kleine vennootschappen een interessante optie. Om er van te kunnen genieten, moet aan de volgende voorwaarden voldaan zijn.

Voorwaarde 1: een ‘kleine’ vennootschap

Enkel ‘kleine’ vennootschappen mogen belastingvrij een investeringsreserve aanleggen Het is dan ook cruciaal te weten wat er precies onder een kleine vennootschap moet worden verstaan. Daarvoor moeten we kijken naar het Wetboek van Vennootschappen. Volgens dit wetboek is een vennootschap ‘klein’ indien in het laatste én het voorlaatste afgesloten boekjaar niet meer dan één van de drie onderstaande drempels werd overschreden:

jaargemiddelde van het personeelsbestand: 50

jaaromzet (exclusief btw): 7.300.000 euro

balanstotaal: 3.650.000 euro

Als het jaargemiddelde van het personeelsbestand meer dan 100 bedraagt, wordt de vennootschap sowieso als ‘groot’ beschouwd.

Of een vennootschap ‘klein’ is, wordt beoordeeld op het moment (in het jaar) van de aanleg van de investeringsreserve. Als  de vennootschap in een later jaar ‘groot’ wordt, heeft dit geen gevolg voor de vrijstelling, die gewoon behouden blijft.

Voorwaarde 2: de ‘onaantastbaarheidsvoorwaarde’

De aangelegde investeringsreserve moet op een afzonderlijke passiefrekening van de balans worden uitgedrukt en daar behouden blijven, dit noemt men de onaantastbaarheidsvoorwaarde. Als deze voorwaarde niet wordt gerespecteerd, wordt de vrijgestelde reserve onmiddellijk belastbaar.

Hieruit volgt dan ook dat de vrijstelling voor de investeringsreserve altijd een tijdelijke vrijstelling is: uiterlijk bij de  afsluiting van de vereffening van de vennootschap zal de aangelegde reserve aan vennootschapsbelasting onderworpen worden, aangezien op dat moment per definitie  niet langer kan worden voldaan aan de onaantastbaarheidsvoorwaarde.

Voorwaarde 3: investeren in bepaalde activa

Binnen de drie jaar moet de vennootschap een bedrag gelijk aan de aangelegde investeringsreserve investeren in activa die in aanmerking (zouden) komen voor de toepassing van de investeringsaftrek.

Activa waarin men mag investeren

De activa moeten aan de volgende voorwaarden voldoen:

in nieuwe staat worden verkregen of tot stand gebracht;

in België voor het uitoefenen van de activiteit van de vennootschap zelf worden gebruikt;

afschrijfbaar zijn;

afgeschreven worden over een termijn van minstens 3 jaar.

Investeringen in personenwagens komen hoe dan ook niet in aanmerking.

Berekening van de driejarige termijn

De termijn van 3 jaar waarbinnen moet worden geïnvesteerd, voor een bedrag gelijk aan de aangelegde investeringsreserve, vangt aan vanaf de eerste dag van het belastbare tijdperk waarin de investeringsreserve wordt aangelegd.

Voorbeeld
Een vennootschap legt vanaf juni 2012 een investeringsreserve aan. De termijn waarbinnen deze vennootschap in afschrijfbare activa moet investeren, loopt dan van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2014. Dit wil zeggen dat een investering die reeds werd gedaan in april 2012 ook in aanmerking komt.

Sanctie

Als er niet wordt geïnvesteerd binnen de drie jaar, wordt de aangelegde investeringsreserve aangemerkt als winst van het jaar waarin de termijn is verlopen. Bovendien zijn er in dat geval 7% nalatigheidsinteresten verschuldigd vanaf 1 januari van het jaar waarnaar het aanslagjaar wordt genoemd waarvoor de vrijstelling werd toegestaan.

Vergeet niet dat:

de activa waarin geïnvesteerd werd, gedurende minstens drie jaar in de onderneming moeten blijven;

het recht van gebruik van de activa niet aan een derde mag worden afgestaan (bv. via verhuur).

Hoeveel bedraagt de investeringsreserve?

De berekening is vrij complex.

Het bedrag is beperkt tot 50% van het gereserveerde belastbare resultaat, waarop verscheidene correcties zijn aangebracht. Het gecorrigeerde belastbare resultaat is op zich begrensd tot 37.500 euro. De vrijgestelde investeringsreserve bedraagt dus maximaal 50% van dit gecorrigeerd resultaat, of 18.750 euro.

De vennootschap is uiteraard ook vrij om een kleinere reserve aan te leggen.

Tot slot

Als een vennootschap een vrijgestelde investeringsreserve aanlegt, kan ze voor dat belastbare tijdperk en de twee daaropvolgende geen aftrek voor risicokapitaal genieten.