Een wet van 22 november 2013 pakt de betalingsachterstand bij handelstransacties verder aan. In navolging van een Europese richtlijn maakt de wet een onderscheid tussen transacties tussen ondernemingen, en transacties tussen ondernemingen en overheden. De wijzigingen zijn niet ingrijpend maar er is duidelijk een verstrenging merkbaar. Een overzicht van de betalingstermijnen en de nieuwe verificatie- en controleregels.
Toepassingsgebied: B2B
WEL => De regels op de betalingsachterstand bij handelstransacties zijn van toepassing op elke transactie tegen betaling tussen ondernemingen onderling (ook tussen vrije beroepers) of tussen ondernemingen en overheidsinstanties. Die transactie moet leiden tot het leveren van goederen; het verrichten van diensten; of het ontwerp en de uitvoering van openbare werken en bouw- en civieltechnische werken (nieuw).
NIET => De regels op de betalingsachterstand bij handelstransacties gelden nog altijd niet voor transacties tussen ondernemingen en consumenten. Ze zijn evenmin van toepassing op niet-commerciële transacties (bv. het uitbetalen van prijzen, subsidies of schadevergoedingen), of het betalen van fiscale of sociale schulden.
Maar ook de transacties tussen ondernemingen en overheden die vallen onder de algemene regels op de overheidsopdrachten, vallen buiten het toepassingsgebied (d.w.z. dus wel de ‘kleine opdrachten’ die onder de drempel van 8.500 EUR blijven, maar niet de transacties die 8.500 EUR te boven gaan).
Betalingstermijn: 30 of 60 dagen …
Tussen ondernemingen moet een betaling binnen de 30 dagen gebeuren, als er in de overeenkomst geen betalingstermijn werd afgesproken. Die termijn begint te lopen: vanaf de ontvangst van de factuur; vanaf de ontvangst van de goederen of diensten of de uitvoering van de werken; of na aanvaarding of controle ervan, en ten laatste vanaf het aflopen van de verificatietermijn. De partijen kunnen een langere betalingstermijn overeenkomen van maximaal 60 dagen, én die termijn kan nog worden verlengd op voorwaarde dat dit niet kennelijk onbillijk is jegens de schuldeiser.
Tussen ondernemingen en overheden geldt ook een betalingstermijn van 30 kalenderdagen wanneer de overheden schuldenaar zijn. Alleen een langere betalingstermijn die in de overeenkomst nader wordt bepaald, en objectief en behoorlijk wordt gemotiveerd op basis van de bijzondere aard of eigenschappen van de overeenkomst is mogelijk. Maar die onderling overeengekomen betalingstermijn mag 60 kalenderdagen niet overschrijden.
Voortaan duidelijke verificatieregels
De verificatieprocedure (procedure van aanvaarding of controle van de goederen of diensten) waarin de wet of de overeenkomst voorziet mag in principe 30 kalenderdagen niet overschrijden. De verificatieprocedure kan echter worden verlengd op voorwaarde dat dit uitdrukkelijk in het contract wordt overeengekomen en niet kennelijk onbillijk is jegens de schuldeiser.
Principe van de verwijlinterest: grote lijnen blijven behouden
Tot nu was er bij een laattijdige betaling van rechtswege en zonder ingebrekestelling een verwijlinterest verschuldigd die de partijen vrij konden bepalen. Stond er daarover niets in het contract, dan gold de wettelijke regeling: een interestvoet die gebaseerd is op de interestvoet die de Europese Centrale Bank (ECB) aanrekent voor haar basisherfinancieringstransacties, op 1 januari of op 1 juli, vermeerderd met 8 procentpunten (voordien 7) en afgerond naar het hogere halve procentpunt.
Concreet bedroegen de interestvoeten tijdens het eerste semester van 2013 voor achterstallige betalingen bij handelstransacties:
voor overeenkomsten gesloten vóór 16 maart 2013: 8,00%;
voor overeenkomsten gesloten, vernieuwd of verlengd vanaf 16 maart 2013 tot 30 juni 2013: 9,00%.
De interestvoeten die tijdens het tweede semester van 2013 van toepassing waren voor achterstallige betalingen bij handelstransacties bedroegen:
voor overeenkomsten gesloten vóór 16 maart 2013: 7,50%;
voor overeenkomsten gesloten, vernieuwd of verlengd vanaf 16 maart 2013 tot 30 juni 2013: 8,50%.
De interestvoeten die tijdens het eerste semester van 2014 (vanaf 1 januari 2014 tot 30 juni 2014) van toepassing zijn voor achterstallige betalingen bij handelstransacties bedragen:
voor overeenkomsten gesloten vóór 16 maart 2013: 7,50%;
voor overeenkomsten gesloten, vernieuwd of verlengd vanaf 16 maart 2013: 8,50%.
In de meeste algemene voorwaarden wordt van de wettelijke bepaling afgeweken en wordt een hogere interestvoet bepaald (10%). Een (te) hoge interestvoet wordt door de meeste rechtbanken echter systematisch beperkt tot 10%.
Bovendien is het wettelijke stelsel (interestvoet van de ECB) vanaf nu verplicht bij handelstransacties tussen ondernemingen en overheden. De partijen kunnen er niet meer van afwijken in hun overeenkomst.
Forfait voor invorderingskosten en schadeloosstelling
De schuldeiser die wordt geconfronteerd met een laattijdige betaling, heeft automatisch recht op een forfait van 40 EUR voor invorderingskosten (nieuw). Naast dit forfait heeft een schuldeiser met hogere invorderingskosten, ook recht op een redelijke schadeloosstelling voor alle kosten die dat forfait te boven gaan (bv. advocatenkosten). De rechtbank kan onredelijke invorderingskosten beperken of nietig verklaren.
Kennelijk onbillijke bedingen óf praktijken uit den boze
Contractuele bedingen en praktijken die het betalen van een interest bij laattijdige betalingen uitsluiten of het betalen van een vergoeding voor invorderingskosten aan banden leggen, worden als kennelijk onbillijk beschouwd. Het is ook verboden om de datum waarop de factuur “zal worden ontvangen”, vooraf vast te leggen in het contract. De rechtbank kan dergelijke bedingen herzien.