Vanaf 1 oktober 2014 stijgt de roerende voorheffing op liquidatieboni van 10 % naar 25 %. Dat wil zeggen dat u later bij het vereffenen en verdelen van uw vennootschap meer belasting zal betalen. Voorlopig kan liquideren nog aan 10 %. Om te vermijden dat ondernemers massaal hun vennootschap nu al zouden liquideren om de latere 25 % heffing te vermijden, werd er een overgangsmaatregel ingevoerd. De basisprincipes van de overgangsmaatregel legden we al uit in een vorige bijdrage. Ondertussen heeft de administratie het een en ander verduidelijkt in een circulaire. We brengen u weer helemaal up to date.
De overgangsmaatregel maakt het mogelijk de belaste reserves ‘vast te klikken’ aan 10 %. Dat wil zeggen dat u van de belaste reserves ‘gestort kapitaal’ maakt. Op het einde van de rit, wanneer u uw vennootschap liquideert, kan u het gestort kapitaal belastingvrij uitkeren aan de aandeelhouders. Enkel op de liquidatiebonus (wat u boven het gestort kapitaal krijgt bij de verdeling) bent u immers 25 % verschuldigd vanaf 1 oktober 2014. Om van die voordelige maatregel te kunnen genieten, moet u in ruil vandaag al 10 % roerende voorheffing betalen bij het ‘vastklikken’ (dat is evenveel als u zou betalen op de liquidatiebonus als u nu al zou vereffenen en verdelen).
Belaste reserves uitkeren
Niet alle reserves kunnen aan 10 % uitgekeerd worden, maar enkel de ‘belaste reserves’, in de fiscale betekenis van het woord. Dat wil zeggen dat de volgende reserves uitgekeerd kunnen worden aan de aandeelhouders:
de beschikbare reserves: dat zijn de reserves waarop al vennootschapsbelasting werd betaald en waarover de algemene vergadering dus vrij kan beschikken;
de overgedragen winst.
Er geldt evenwel nog een tweede beperking. Niet alle belaste reserves komen voor dit bijzondere regime in aanmerking. Het kan enkel voor de belaste reserves die definitief zijn vastgesteld door de algemene vergadering ten laatste op 31 maart 2013. U merkt allicht meteen dat dit een serieuze beperking inhoudt. De meeste vennootschappen die hun boekjaar afsluiten op 31 december, houden hun algemene vergadering immers pas in april, mei of juni. Daardoor hebben ze op 31 maart 2013 de belaste reserves van 2012 nog niet definitief kunnen vaststellen. Met andere woorden de laatste belaste reserves die ze definitief hebben vastgesteld zijn de belaste reserves zoals die vaststonden op 31 december 2011. De aangroei van de reserves in 2012 zal dan ook (meestal) gaan invloed meer hebben.
En onmiddellijk het kapitaal verhogen
Het is evenwel niet de bedoeling dat u de belaste reserves enkel aan een gunstig tarief uitkeert en dat de aandeelhouders ze dan vrij kunnen besteden. De uitgekeerde reserves moeten onmiddellijk terug ingebracht worden. Zo wordt het kapitaal van de vennootschap verhoogd. De belaste reserves zijn geïncorporeerd. Of nog anders gezegd: de reserves zijn gestort kapitaal geworden.
De kapitaalverhoging kon ten vroegste gebeuren op 1 juli 2013 en moet plaatsvinden “tijdens het laatste belastbare tijdperk dan ten laatste op 30 september 2014 wordt afgesloten.” Let op: dit betekent niet dat u tijd heeft tot 30 september 2014. U heeft slechts tijd tot het einde van het belastbare tijdperk dat “ten laatste op 30 september 2014 wordt afgesloten”. De meeste vennootschappen sluiten hun boekjaar echter af op 31 december. Voor hen is “het laatste belastbare tijdperk dan ten laatste op 30 september 2014 wordt afgesloten” afgelopen op 31 december van dit jaar (2013). Hun volgende belastbaar tijdperk loopt immers te laat af, nl. pas op 31 december 2014.
U heeft dus niet meer zoveel tijd.
Bovendien moet de incorporatie van de uitgekeerde reserves ‘onmiddellijk’ gebeuren. Maar wat is ‘onmiddellijk’? Om dat te weten, moeten we verschillende stappen ondernemen. De toepasselijke aanslagvoet (10 % of het gewone tarief van 25 %) moet worden vastgesteld binnen de 15 dagen na de toekenning van het dividend. De vennootschap heeft dus 15 dagen de tijd om haar fiscale verplichtingen (aangifte en doorstorting van de roerende voorheffing aan de Schatkist) na te komen. Het toepasselijk tarief is echter afhankelijk van een toekomstige gebeurtenis: nl. of er al dan niet een kapitaalverhoging volgt. Om te weten welk tarief er moet worden toegepast, moet de vennootschap op dat moment (dus 15 dagen na de uitkering) dan ook minstens over een bewijskrachtig stuk beschikken, waaruit de beslissing van de aandeelhouder blijkt om het ontvangen dividend voor de kapitaalverhoging aan te wenden.
Volledige bedrag opnieuw inbrengen?
Zoals hierboven uitgelegd moet de aandeelhouder 90 % van zijn ontvangen brutodividend opnieuw inbrengen naar aanleiding van de kapitaalverhoging. Waarom slechts 90 % ? Omdat de ingehouden roerende voorheffing van 10 % er van mag worden afgetrokken.
U kan als aandeelhouder echter ook beslissen niet het volledige bedrag aan te wenden voor de kapitaalverhoging. In dat geval betaalt u het normale tarief van 25 % roerende voorheffing op het gedeelte van het dividend dat u niet gebruikt voor de kapitaalverhoging (het is dan immers een gewone dividenduitkering waarvoor het standaardtarief van toepassing is) en het gunsttarief van 10 % op het gedeelte dat wel opnieuw wordt ingebracht.
Elke aandeelhouder is dus vrij om al dan niet deel te nemen aan de kapitaalverhoging. Er wordt dan ook per aandeelhouder bepaald of dit regime van toepassing is.
Ter herinnering: na de kapitaalverhoging voorlopig geen kapitaalvermindering doorvoeren
Hoewel de omgezette reserves deel zijn geworden van het gestort kapitaal, krijgen ze toch tijdelijk een andere behandeling. Het is immers niet de bedoeling dat u na de kapitaalverhoging onmiddellijk weer een kapitaalvermindering zou doorvoeren. Op die manier zou u immers de belaste reserves in feite aan 10 % RV aan de aandeelhouders hebben uitgekeerd….
Daarom mag de eerste acht jaar na de omzetting van de reserves in kapitaal geen kapitaalvermindering uitgevoerd worden. Voor kmo’s bedraagt deze termijn vier jaar.