In 2011 voerde de toenmalige regering Di Rupo een taks in op de omzetting van effecten aan toonder. Er moest een taks van 1% worden betaald voor de omzettingen van effecten aan toonder in 2012 en 2% voor de omzettingen in 2013. Het Grondwettelijk Hof heeft die omzettingstaks op 5 februari jl. retroactief vernietigd. Financiële instellingen en vennootschappen die de omzettingstaks hebben betaald, kunnen die van de fiscus terugeisen.
Afschaffing van effecten aan toonder
De wet van 14 december 2005 regelt de afschaffing van effecten aan toonder. Onder “effecten aan toonder” zijn begrepen alle aandelen, obligaties, certificaten, … van Belgische beursgenoteerde en niet-beursgenoteerde vennootschappen, en ook o.a. effecten in Belgische collectieve beleggingsfondsen (bv. effecten van Bevak’s,), staatspapieren (bv. staatsobligaties, staatsbons, …), enz., die in een stuk aan toonder zijn belichaamd.
De uitgifte van nieuwe effecten aan toonder is sinds 1 januari 2008 verboden. Ondernemingen kregen tot uiterlijk 31 december 2013 de tijd om de uitgegeven effecten aan toonder om te zetten in effecten op naam door ze in te schrijven in een nominatief register of in gedematerialiseerde effecten door ze in te schrijven in een effectenrekening.
Taks op omzetting in 2012 en 2013
De toenmalige regering Di Rupo besliste echter in 2011 om een taks in te voeren op de omzetting van effecten aan toonder die pas in 2012 of 2013 zouden gebeuren. Op de omzetting van effecten aan toonder moest een taks van 1% worden betaald voor de omzettingen in 2012 en 2% voor de omzettingen in 2013. Die taks werd toegepast op de effecten aan toonder van de beursgenoteerde vennootschappen en die van de niet-beursgenoteerde vennootschappen. De taks werd berekend op de koerswaarde van de beursgenoteerde aandelen, de boekwaarde van niet-beursgenoteerde aandelen en de nominale waarde van de schuldvordering.
De betaling van de taks bij een omzetting in effecten op naam gebeurde door de uitgevende vennootschap. Bij een omzetting in gedematerialiseerde effecten werd de taks door de tussenpersoon (d.i. de gespecialiseerde financiële instelling waar de effectenrekening wordt aangehouden) betaald.
Op de omzettingstaks kwam hevige kritiek. De wet van 14 december 2005 bepaalde immers dat geen enkele kost ten laste van de houders van dit soort effecten zou worden gelegd voor de omzetting ervan en beleggers konden bovendien hun effecten naar believen omzetten tot 31 december 2013.
Uitspraak Europese Hof van Justitie en Grondwettelijk Hof
Het Grondwettelijk Hof geeft nu uitsluitsel over de (on)geldigheid van deze taks. Alvorens tot een definitieve uitspraak te komen, stelde het hof in een arrest van 16 mei 2013 een prejudiciële vraag aan het Europese Hof van Justitie. Het Europese Hof oordeelde op 9 oktober 2014 dat de omzettingstaks onverenigbaar is met richtlijn 2008/7/EG van 12 februari 2008 die indirecte belastingen op het bijeenbrengen van kapitaal verbiedt.
Het Grondwettelijk Hof vernietigt de omzettingstaks nu retroactief in zijn arrest nr. 14/2015 van 5 februari 2015.
Gevolgen vernietiging omzettingstaks
Financiële instellingen en vennootschappen die de omzettingstaks hebben betaald, kunnen die van de fiscus terugeisen. Vanaf de publicatie van het vernietigingsarrest in het Belgisch Staatsblad begint een (nieuwe) termijn van zes maanden te lopen waarbinnen een terugvordering kan worden gevraagd. De praktische modaliteiten van de terugbetalingen zijn wel nog niet bekend. Aan de financiële instellingen en de emittenten die deze taks hebben geïnd, zal wellicht worden gevraagd om op te treden als tussenpersoon.