Volgen uw werknemers regelmatig opleidingen? Dan is het scholingsbeding in de arbeidsovereenkomst een interessante formule. Zo voorkomt u dat de kosten die u maakt, verloren gaan als uw werknemers naar een andere werkgever overstappen. De wet bepaalt de voorwaarden waaraan een scholingsbeding moet voldoen om geldig te zijn.

Definitie

Het scholingsbeding is een beding in de arbeidsovereenkomst waarbij uw werknemer die een opleiding of vorming volgt op uw kosten, zich ertoe verbindt om u een deel van de vormingskosten terug te betalen als hij de onderneming verlaat voor het einde van een overeengekomen periode.

Voorwaarden

U kan een scholingsbeding opnemen in elke arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur. Dit wil zeggen dat u zo’n beding kan opnemen in een arbeidsovereenkomst voor bedienden, arbeiders, handelsvertegenwoordigers, enz.
Via een algemeen verbindend verklaarde cao kunnen bepaalde categorieën van werknemers en/of vormingen worden uitgesloten.
Om er voor te zorgen dat het beding niet als onbestaande (“ongeldig”) wordt beschouwd:

moet het jaarloon van uw werknemer meer bedragen dan 30.327 euro (bedrag van toepassing op 1 januari 2010). Verdient uw werknemer dus minder, dan kan u met hem geen geldig scholingsbeding sluiten;

moet het gaan om een specifieke vorming die leidt tot nieuwe beroepscompetenties die ook buiten de onderneming bruikbaar zijn. M.a.w. een scholingsbeding kan niet voor het volgen van een opleiding die noodzakelijk is om op de hoogte te blijven van de normale gang van zaken die eigen is aan de job;

moet de vorming minstens 80 uren bereiken;

moet de kostprijs minstens het dubbele bedragen van het gewaarborgd maandelijks minimuminkomen (2.774,98 euro op 1 januari 2008);

mag de vorming niet voortvloeien uit een wettelijke of reglementaire bepaling om het beroep uit te oefenen;

moet het gaan om een schriftelijk beding.

Vermeldingen

Voor iedere werknemer afzonderlijk maakt u het beding op ten laatste op het moment waarop de opleiding van start gaat. In het beding neemt u de volgende bepalingen op:

omschrijving van de vorming, de duur en de plaats waar de vorming doorgaat;

de vormingskost of de kostenelementen die toelaten de waarde van de vorming te schatten;

de begindatum en de geldigheidsduur van het beding (maximaal drie jaar afhankelijk van de duur en de kost van de opleiding);

het bedrag dat uw werknemer moet terugbetalen na afloop van de vorming als hij de onderneming verlaat vóór de overeengekomen periode is verstreken.

Terugbetaling vormingskosten

Stel dat uw werknemer de geldigheidsduur van het scholingsbeding niet respecteert, dan mag het bedrag van de terugbetaling van de kosten wel niet meer bedragen dan:

80% als uw werknemer vertrekt vóór 1/3 van de overeengekomen periode;

50% als uw werknemer vertrekt tussen 1/3 en 2/3 van de overeengekomen periode;

20% als uw werknemer vertrekt na 2/3 van de overeengekomen periode.

Het verschuldigde bedrag mag bovendien nooit meer bedragen dan 30% van het bruto jaarloon van uw werknemer.

Verjaring vordering tot terugbetaling

Een vordering tot terugbetaling van de vormingskosten verjaart na verloop van één jaar na het einde van de arbeidsovereenkomst of vijf jaar na het feit waaruit de vordering is ontstaan (zonder dat die termijn één jaar na het einde van de overeenkomst mag overschrijden).

Scholingsbeding zonder uitwerking

Het scholingsbeding blijft zonder uitwerking als er een einde komt aan de arbeidsovereenkomst:

tijdens de proefperiode;

door u zonder dringende redenen;

door uw werknemer omwille van een dringende reden;

als gevolg van een herstructurering in de onderneming.

Noteer ook dat diploma’s of certificaten verbonden aan de opleiding in het bezit van uw werknemer blijven, ongeacht of het scholingsbeding geldig is of niet.