Het statuut voor gelegenheidswerkers in de horeca wordt aangepast. Dat heeft zowel fiscale als sociale gevolgen. Uitbaters van een horeca-zaak kunnen zo gelegenheidsarbeiders aannemen voor maximum 100 dagen per jaar. Een gelegenheidsarbeider mag maximaal 50 dagen per jaar presteren onder het gunstige statuut, en dit steeds slechts twee opeenvolgende dagen. Hij kan dan genieten van een gunstiger tarief (33 %) in de personenbelasting. We bekijken de nieuwe regeling in vogelvlucht.

Gelegenheidswerkers in de horeca

Om onder het nieuwe statuut te kunnen vallen, moet er aan twee voorwaarden voldaan zijn: (1) het moet gaan om gelegenheidsarbeid (2) in de horeca.

Bij gelegenheidsarbeid sluiten een werkgever en een werknemer een arbeidsovereenkomst van bepaalde duur of voor een duidelijk omschreven werk voor maximaal twee opeenvolgende dagen.

Het moet gaan om arbeid in de horeca. Dit wil zeggen dat de werkgever onder het Paritair Comité voor het hotelbedrijf moet vallen, of onder het Paritair Comité voor de uitzendarbeid, als de werknemer onder het Paritair Comité voor het hotelbedrijf valt.

Maximum van 50 dagen per werknemer per jaar

Een gelegenheidswerknemer mag jaarlijks maximaal 50 dagen (de wet spreekt over een ‘contingent’ van 50 dagen) voor de werkgever werken onder dit statuut. De horeca-uitbater kan dezelfde werknemer daarnaast dus wel tewerkstellen onder het gewone werknemersstatuut (waarbij de gewone socialezekerheidsbijdragen verschuldigd zijn).

Voor werkgevers geldt een maximum van 100 dagen per jaar waarop ze gelegenheidsarbeiders kunnen tewerkstellen.

Administratie

Via een ’teller’ van de RSZ (horeca@work.be) kunnen werknemer en werkgever nakijken hoeveel dagen ze nog mogen werken/iemand te tewerkstellen onder dit statuut.  De teller werkt via de Dimona-aangifte (Dimona of Déclaration Immédiate/Onmiddellijke Aangifte is het elektronische bericht waarmee een werkgever iedere indiensttreding/uitdiensttreding van een werknemer aangeeft bij de RSZ).

Zowel de werknemer als de werkgever hebben administratieve verplichtingen, die ze via de Dimona-aangifte kunnen vervullen.

De werknemer geeft voor elke dag waarop hij werkt aan:

begin- en einduur voor prestaties van minder dan zes uur (Dimona in uren);

beginuur als de prestatie zes uur of langer duurt (Dimona in dagen).

De werkgever moet voor het begin van de prestaties de aangifte correct invullen. Als hij dit niet doet, volgen er sancties.

Fiscale voordeel: een bijzondere aanslagvoet

Het loon dat de werknemer ontvangt, wordt niet progressief belast (met stijgende schalen naar gelang het inkomen stijgt), maar aan een apart tarief van 33 %, te verhogen met de aanvullende gemeentebelasting.

Als het voor de werknemer voordeliger is het gewone progressieve tarief toe te passen, zal de fiscus dat toepassen.

Sociaal voordeel:  forfaitair loon als basis

De verschuldigde sociale bijdragen worden niet berekend op het werkelijk loon van de gelegenheidswerknemer, maar op een (fictief) forfaitair loon. Dit forfait bedraagt 7,50 EUR per begonnen uur (maximaal 45,00 EUR op een dag) of 45,00 EUR per dagblok. Deze bedragen worden geïndexeerd.

Er zijn wel normale socialezekerheidsbijdragen op verschuldigd, maar ze worden dus berekend op een lagere basis.

Combinatie met andere statuten?

Het systeem kan worden gecumuleerd met:

de ‘contingenten’ die gelden in land- en tuinbouw: in dat geval bedraagt het totaal aantal dagen dat een gelegenheidsarbeider’ in één van deze statuten kan werken 65, waarvan maximaal 50 in de horeca;

studenten: zij kunnen eerst het contingent van 50 dagen studentenarbeid dat ze mogen verrichten, gebruiken (waarbij ze enkel een solidariteitsbijdrage betalen op hun reëel loon) en daarna de regeling voor de horeca (50 dagen, gewone bijdrage op forfaitair loon);

gewone werknemers: dezelfde werknemer mag voor dezelfde werkgever eerst werken als ‘gelegenheidsarbeider’ en daarna volgens het gewone werknemersstatuut (sociale bijdrage op reëel loon).