De fiscus meent dat interesten op een lening aangegaan om dividenden uit te keren, per definitie niet fiscaal aftrekbaar zijn. Het zijn immers uitgaven die niet zijn aangegaan om inkomsten te verwerven, een centrale voorwaarde uit het Wetboek van de inkomstenbelastingen. Het Hof van Cassatie ziet dat anders.
Lenen om uit te geven
Sinds enige jaren is er in rechtspraak en rechtsleer een discussie over de aftrekbaarheid van interesten op leningen die werden aangegaan om een dividend uit te keren of om een kapitaalvermindering uit te voeren.
Voor het Hof van Cassatie moeten interesten van een dergelijke lening voldoen aan de gebruikelijke voorwaarden van artikel 49, eerste lid WIB 92. Dat betekent dat de vennootschap moet bewijzen dat de interesten als doel hebben, het verkrijgen of het behouden van belastbare inkomsten. Het is dus zeker niet zo dat aftrek als beroepskost is omdat de lening werd aangegaan om beroepsmatige uitgaven te financieren.
Bewijs
Om de interesten te kunnen aftrekken moet de belastingplichtige volgens het Hof van Cassatie kunnen aantonen “dat de interestlasten, en dus niet de kapitaalvermindering of dividenduitkering zelf, voldoen aan de toepassingsvoorwaarden” van artikel 49 WIB 92. De “loutere omstandigheid dat een vennootschap op het ogenblik dat zij betalingen moet uitvoeren, over onvoldoende liquiditeiten beschikt en bijgevolg een lening aangaat om die betalingen uit te voeren” is onvoldoende volgens het Hof.
Essentieel in dit arrest is dus dat de rechtbank of het hof dat moet oordelen over een dergelijke situatie wel degelijk het recht of zo u wil, de plicht heeft om te oordelen dat de uitgave bedoeld is om belastbare inkomsten te verkrijgen of te behouden.
In casu was het Hof van Beroep van Antwerpen tot de vaststelling gekomen dat de belastingplichtige dat bewijs niet geleverd had, niettegenstaande het Hof wel degelijk aanvaardde dat de vennootschap op het moment van de kapitaalvermindering en dividenduitkering niet over voldoende liquiditeiten beschikte om de betalingen aan de aandeelhouders te doen.
Waar je moet op letten
Als u een lening aangaat om dividenden uit te keren of voor een kapitaalvermindering, dan zal de fiscus op zoek gaan naar de reden waarom u een lening verkiest boven het gebruik van eigen middelen. Zelfs het feit dat de dividenduitkering of kapitaalvermindering een perfect logische of economisch onderbouwde beslissing is, betekent niet dat de lening die daartoe wordt aangegaan per definitie aangegaan werd voor het verkrijgen of behouden van activa of belastbare inkomsten.
Zoals gezegd vond het Hof het feit dat de vennootschap niet over voldoende liquiditeiten beschikte op zich niet voldoende.
Wat het Hof bijvoorbeeld wel zou aanvaarden, is het bewijs dat de vennootschap de aandeelhouders maar zou kunnen uitbetalen door ‘inkomstengenererende activa’ te gelde te maken of ze in natura uit te keren. Maar dat bewijs zou dan heel erg concreet geleverd moeten worden.
Opportuniteitsoordeel
De fiscus heeft niet het recht om een uitgave te verwerpen als zij meent dat de uitgave niet de best mogelijke beslissing is. Dat zou een opportuniteitsoordeel vormen en dat mag niet. De belastingplichtige haalde dat argument ook aan voor het Hof van Cassatie maar het werd redelijk vlot weggeveegd door het Hof. Nochtans is dat een gevaar dat om de hoek schuilt.
In de beslissing van het Hof van Cassatie lezen we dat u niet het recht heeft om een lening aan te gaan omdat dat u beter ‘past’. Als u voldoende liquiditeiten heeft, dan moet u die inzetten voor de dividenduitkering of kapitaalvermindering.
Als u onvoldoende liquiditeiten heeft, dan nog heeft u niet zo maar de mogelijkheid om een lening aan te gaan. Als de activa die u bezit geen inkomsten genereren, dan vindt de rechtspraak het blijkbaar geen probleem dat u die eerst te gelde maakt vooraleer u een lening aangaat (tenminste als u de interesten wil aftrekken als beroepskosten).
Nochtans zou men zich toch de vraag kunnen stellen of de keuze om al dan niet activa te gelde te maken voor een dividenduitkering, een keuze is die door de belastingplichtige gemaakt mag worden.
Conclusie is in elk geval dat de fiscus niet zo maar de interestaftrek automatisch kan verwerpen. Ook al ligt de bewijslast hoog, de belastingplichtige heeft de mogelijkheid om aan te tonen dat de interestbetalingen gedaan werden om inkomsten te verwerven of te behouden.