Interne meerwaarden ontstaan als u aandelen van een werkvennootschap inbrengt in uw eigen holding, waarvan u de enige of belangrijkste aandeelhouder bent. De fiscus staat nogal wantrouwig tegenover deze verrichting. Zij meent dat belastingplichtigen die constructie (kunnen) misbruiken om belastingvrij inkomsten uit de werkvennootschap naar de aandeelhouders te laten stromen in plaats van via belaste dividenduitkering. In het verleden vroegen ze dan ook bepaalde engagementen. Daar komt de administratie nu van terug, maar dat wil nog niet zeggen dat hun houding echt versoepeld is…
Wat zijn interne meerwaarden
Interne meerwaarden zijn meerwaarden op aandelen die een natuurlijk persoon verwezenlijkt wanneer hij aandelen in een werkvennootschap verkoopt aan of inbrengt in zijn eigen holding. Dit wil zeggen een holdingvennootschap die hij rechtstreeks of onrechtstreeks controleert. De fiscus is geneigd ervan uit te gaan dat deze verrichting enkel door fiscale motieven is ingegeven: met name om de opgepotte reserves uit de exploitatievennootschappen op te nemen in het gestort kapitaal van de holding, en dat kapitaal bij de latere ontbinding van de holding belastingvrij uit te keren.
De fiscus houdt niet van interne meerwaarden
Deze meerwaarden zijn vrijgesteld van belasting, als ze kaderen in het normaal beheer van het privévermogen. Om zeker te zijn dat de fiscus zal aanvaarden dat de meerwaarden voortvloeien uit het normaal beheer van het privévermogen, kan u best een ruling aanvragen bij de rulingdienst. In het verleden stond deze dienst enkel een ruling toe als de belastingplichtige verscheidene engagementen op zich nam. Die kwamen er in feite op neer dat de belastingplichtige zich er toe moest verbinden dat de ingebrachte aandelen drie jaar in de holding zouden blijven, die mag – met andere woorden – geen kapitaalvermindering doorvoeren.
Engagementen vallen weg, maar dat is niet noodzakelijk goed nieuws
Uit het nieuwste advies van de rulingdienst over interne meerwaarden, blijkt dat ze deze engagementen nu laten vallen. Dit betekent evenwel niet dat u volledig vrij spel krijgt. De fiscus heeft door de invoering van de nieuwe antimisbruikbepaling immers de kans om de latere kapitaalvermindering als fiscaal misbruik te gaan bestempelen. Dan is het op dat moment aan u om te gaan bewijzen dat de verrichting niet door louter fiscale motieven is ingegeven (dat u dus niet enkel de bedoeling had om aan de roerende voorheffing te ontsnappen). Het gaat zelfs verder: terwijl de rulingdienst de engagementen vraagt gedurende drie jaar, kan de fiscus de antimisbruikbepaling ook daarna nog inroepen.
Maar om dat te verhinderen, kan u natuurlijk nog steeds een ruling aanvragen. Maar dan moet u op het moment van de inbreng natuurlijk goed kunnen motiveren dat u de verrichting niet louter om fiscale redenen wil doen. Bij een latere kapitaalvermindering kan de fiscus dan checken of u die niet-fiscale motieven zelf heeft gerespecteerd.
‘Overtollige liquiditeiten’ al eerder uitkeren
De rulingdienst zal er dus voornamelijk op toezien dat de verrichting (de inbreng van de aandelen in de holding) niet wordt gebruikt (of misbruikt) om in de werkvennootschap opgebouwde liquiditeiten nagenoeg belastingvrij naar de vennoten te laten doorstromen. Dat kan door onder het dbi-regime dividenden uit te keren aan de holding, die daarna via een kapitaalvermindering belastingvrij als ‘gestort kapitaal’ worden terugbetaald aan de aandeelhouders.
De rulingdienst wil dan ook dat de overbodige liquiditeiten van de werkvennootschap nog vóór de inbrengverrichting als dividend worden uitgekeerd, waardoor er ook gewone roerende voorheffing op verschuldigd wordt.
De rulingdienst verstaat onder ‘overtollige liquiditeiten’ trouwens alle opgepotte liquiditeiten (bv. ook als ze geïnvesteerd zijn onroerende goederen), die niet voor de eigenlijk hoofdactiviteit (de core business) van de werkvennootschap worden gebruikt. Maar natuurlijk zijn die liquiditeiten niet noodzakelijk ‘overtollig’ voor de vennootschap: ze zijn misschien nodig voor toekomstige investeringen. U zal dus bij het aanvragen van de ruling duidelijk moeten aangeven waarom het behoud van deze liquiditeiten in uw werkvennootschap noodzakelijk is.