Op 1 mei 2018 trad het hervormde insolventierecht voor ondernemingen in werking. En, voortaan vallen ook de vrije beroepers hieronder. De bescherming van de eigenheid van het vrij beroep is geregeld. Als in hoofde van een schuldenaar die een vrij beroep uitoefent een insolventieprocedure wordt geopend, moet er een bijkomende insolventiefunctionaris worden aangesteld die dezelfde beroepsactiviteit uitoefent als de schuldenaar.

Boek XX van het WER

De wet van 11 augustus 2017 bracht de faillissementswet van 8 augustus 1997 en de wet van 31 januari 2009 betreffende de continuïteit van de ondernemingen (het vroegere gerechtelijk akkoord) samen in Boek XX. van het Wetboek van Economisch Recht (WER). De basisvoorwaarden voor een gerechtelijke reorganisatie en een faillissement werden behouden: voor een gerechtelijke reorganisatie moet de continuïteit van de onderneming in gevaar zijn of dreigen te komen; voor een faillissementsprocedure zijn de voorwaarden een duurzame staking van betaling en een geschokt krediet. Belangrijke vernieuwingen zijn de invoering van de elektronische insolventieprocedure met het Centraal Register Solvabiliteit; én de uitbreiding van het toepassingsgebied tot … de beoefenaars van een vrij beroep.

Personeel toepassingsgebied

Het toepassingsgebied van Boek XX. wordt opgehangen aan het begrip onderneming. Een beoefenaar van een vrij beroep is elke onderneming wiens activiteit er hoofdzakelijk in bestaat om, op onafhankelijke wijze en onder eigen verantwoordelijkheid, intellectuele prestaties te verrichten waarvoor een voorafgaande opleiding en een permanente vorming is vereist en die onderworpen is aan een plichtenleer waarvan de naleving door of krachtens een door de wet aangeduide tuchtrechtelijke instelling kan worden afgedwongen (art. I.1, 14° WER).

Alle bepalingen van Boek XX. van het WER die betrekking hebben op de beoefenaars van een vrij beroep zijn van toepassing op natuurlijke personen én op de rechtspersonen waarbinnen de vrije beroepers hun activiteiten als onderneming uitoefenen. Vennoten-vrije beroepers kunnen zowel natuurlijke personen als rechtspersonen zijn.
Het toepassingsgebied blijft wel beperkt tot die rechtspersonen met een vrije beroepsactiviteit als statutair doel.
Wat betreft natuurlijke personen geldt de bescherming alleen als de vrije beroepsactiviteit uitgeoefend wordt op zelfstandige basis (en niet in ondergeschikt verband als werknemer).

Mede-insolventiefunctionaris

De mede-insolventiefunctionaris is een overkoepelende term voor elke beoefenaar van een vrij beroep die hetzelfde beroep uitoefent als de insolvente schuldenaar. Hij wordt aangesteld als gerechtsmandataris in het kader van een overdracht onder gerechtelijk gezag. De mede-curator wordt verplicht aangesteld bij een faillissement van een beoefenaar van een vrij beroep. Op deze manier wordt de vrije beroepsbeoefenaar in een insolventieprocedure maximaal bijgestaan door een collega-beoefenaar met aandacht voor het beroepsgeheim en andere deontologische plichten.

De rechtbank die een mede-insolventiefunctionaris moet aanstellen, selecteert een kandidaat van de lijst van de Ordes en Instituten. De Ordes en Instituten leggen jaarlijks en uiterlijk op 31 december een geactualiseerde lijst van mede-insolventiefunctionarissen neer in het Centraal Register Solvabiliteit. De lijst wordt ook bekendgemaakt in het Belgisch Staatblad.
Als er geen insolventiefunctionaris beschikbaar is, vraagt de rechtbank aan de bevoegde Orde of het bevoegde Instituut om een kandidaat voor te stellen.

Rol mede-insolventiefunctionaris

De mede-insolventiefunctionaris staat de insolventiefunctionaris bij tijdens de insolventieprocedure:

hij adviseert over beroepstechnische aspecten en over de plichtenleer

hij beheert tijdelijk de derdenrekeningen en zorgt ervoor dat die gelden worden overgemaakt aan de rechthebbenden

hij treft de nodige maatregelen opdat de regels voor bewaring van dossiers en documenten die verband houden met de vrije beroepsactiviteit worden gerespecteerd na sluiting van de insolventieprocedure.

Zijn rol verzekert de extra aandacht voor de eigenheid van de desbetreffende beroepscategorie.