Ons burgerlijk wetboek is vandaag de dag nog steeds gebaseerd op de Code Civil van Napoleon uit 1804. Uiteraard zijn vele bepalingen wel gemoderniseerd, soms in het wetboek zelf, soms in andere wetten. Minister van Justitie Koen Geens stelde zich als doel, na de vennootschappenwet, ook dit burgerlijke wetboek grondig te hervormen.
Negen boeken
Het nieuwe burgerlijk wetboek zal uit niet minder dan 9 boeken bestaan, nl.
Boek 1. Algemene bepalingen
Boek 2. Personen, familie en relatievermogensrecht
Boek 3. Goederen
Boek 4. Nalatenschappen, schenkingen en testamenten
Boek 5. Verbintenissen
Boek 6. Bijzondere overeenkomsten
Boek 7. Zekerheden
Boek 8. Bewijs
Boek 9. Verjaring
Boek 8 over het bewijs is er al en zal op 1 november 2020 in werking treden. Boek 3 over het goederenrecht is er nu ook en treedt op 1 september 2021 in werking.
De krachtlijnen van Boek 3 Goederen
Boek 3 bevat een hervorming en modernisering van rechtsfiguren zoals het eigendomsrecht, mede-eigendom, vruchtgebruik, erfpacht en opstal. Ook burenrecht valt onder dit boek. De hervorming is daarom erg belangrijk voor de advocaten gespecialiseerd in civiel recht maar meer nog voor de onroerend goed sector.
Het nieuwe wetboek goederenrecht steunt op de volgende krachtlijnen.
In eerste instantie wil de wetgever het goederenrecht op een geïntegreerde wijze benaderen. Dit betekent dat men alle bepalingen inzake goederenrecht in dit ene boek wil verzamelen, er een logica wil aan geven en uiteraard ook de terminologie wil uniformiseren. Daarmee samenhangend is het ook de bedoeling om het wetboek te moderniseren.
De tweede krachtlijn is de instrumentalisering of functionalisering van het goederenrecht wat eigenlijk niets anders betekent dan dat men van het wetboek een praktische tool wil maken.
Ten derde: de flexibilisering van het goederenrecht. Dit houdt in dat de wetgever de contracterende partijen meer vrijheid wil bieden als zij over goederen een overeenkomst willen sluiten.
Ten slotte heeft men bij de ontwikkeling van dit boek inspiratie gezocht bij andere rechtsgebieden (Nederland, Quebec en Frankrijk) om te vermijden dat ons goederenrecht te zeer zou afwijken van internationale tendensen.
Enkele bijzondere nieuwigheden
Sommige bepalingen hernemen de oude regels, andere regels worden geactualiseerd en aangepast aan trends in de rechtspraak. We pikken er hier enkele bijzondere nieuwigheden uit.
Een eerste belangrijke nieuwigheid die we ook al aanhaalde bij de krachtlijnen is de flexibilisering van het goederenrecht. Strikt genomen zijn er slechts de volgende zakelijke rechten: eigendomsrecht, mede-eigendom, zakelijke gebruiksrechten (nl. erfdienstbaarheden, vruchtgebruik, erfpacht en opstal) en zakelijke zekerheidsrechten (nl. bijzondere voorrechten, pand, hypotheek en retentierecht). Daar moet u het mee doen.
Maar het is wel erg belangrijk te noteren dat de inhoud van deze rechten in principe van aanvullend recht zijn en u er dus mag afwijken in overeenkomsten.
In de sector van erfpacht en opstal noteren we dat beide rechten nu tot maximaal 99 jaar kunnen lopen. Een opstalrecht (recht om te bouwen) kan zelfs eeuwigdurend worden als dat opstalrecht gevestigd is voor doeleinden van het openbaar domein. De minimumduur van een erfpacht (27 jaar) wordt teruggebracht tot 15 jaar.
Voor het opstalrecht moeten we hier ook nog aan toevoegen dat het mogelijk wordt om bij zogenaamde heterogene onroerende complexen een eeuwigdurende opstal te vestigen. Onder heterogeen onroerende complex moet u verstaan 2 volumes van werken met een verschillende bestemming en vatbaar voor zelfstandig beheer. Denk bijvoorbeeld aan een winkelcentrum met een parking onder de grond.
Vruchtgebruik
Het recht van vruchtgebruik ondergaat ook enkele wijzigingen. Een vruchtgebruik wordt nog altijd gevestigd op het hoofd van een persoon. Als die persoon overlijdt eindigt het vruchtgebruik meteen. In het nieuwe wetboek wordt wel ingeschreven dat als het vruchtgebruik gevestigd is ten voordele van gezamenlijke vruchtgebruikers, het aandeel van de eerststervende vruchtgebruiker overgaat naar de langstlevende mede-vruchtgebruiker.
Als het vruchtgebruik gevestigd wordt ten aanzien van een rechtspersoon, dan kan onder het huidige recht de termijn niet langer zijn dan 30 jaar (waarbij het einde van de rechtspersoon ook het einde van het vruchtgebruik is). Die termijn wordt verlengd tot 99 jaar en in de wet wordt nu ook verduidelijkt dat het faillissement van de rechtspersoon betekent dat het vruchtgebruik ook terugvalt naar de blote eigenaar.
Inwerkingtreding
De wet treedt pas in werking 18 maanden na de eerste van de maand na publicatie (op 1 september 2021). De wet is zeker van toepassing op alle rechtshandelingen en rechtsfeiten die na die datum plaatsvinden.
Maar wat dan met rechtshandelingen die op de wip zitten: de rechtshandeling vond plaats vóór de inwerkingtreding maar de gevolgen zijn er pas na de inwerkingtreding. Om die rechtshandelingen onder de nieuwe wet te krijgen, moeten de partijen uitdrukkelijk voorzien dat de nieuwe wet van toepassing is. Anders blijft de oude wet gelden.
Voor opstalovereenkomsten is het nu al mogelijk om opstalrechten te vestigen met een duurtijd van meer dan 50 jaar als de bepalingen van het nieuwe wetboek worden gerespecteerd. Is er geen duurtijd gestipuleerd dan wordt die geacht eeuwigdurend te zijn en als er een termijn van meer dan 50 jaar is voorzien (maar korter dan 99 jaar) dan is deze termijn ook wettelijk.