BTW-aftrek hangt af van de vraag of u correcte facturen heeft van uw leverancier én er ook echte leveringen (van diensten of goederen) tegenover staan. Maar hoe zit het met de BTW-aftrek als de leverancier van uw leverancier (of nog verder in de keten) fraude pleegde. Gaat uw BTW-aftrek dan ook verloren?
Vraag van een Hongaarse rechter
Vikingo, een Hongaars bedrijf, koopt bij een andere Hongaarse onderneming (Freest Kft) tien verpakkingsmachines en één vulmachine. Vóór de levering van die machines gebeurd is, bestelt Vikingo nog eens zes verpakkingsmachines en één zakkenvulmachine.
Volgens de bepalingen van de overeenkomsten kocht Freest deze machines bij een andere onderneming, die ze zelf weer bij een andere onderneming had gekocht.
Vikingo wil de BTW op haar aankopen aftrekken.
Vast staat dat de machines in de vestiging van Vikingo in gebruik zijn genomen, maar de belastingdienst was van mening dat de facturen, die vanuit formeel oogpunt niet ter discussie staan, en de andere overgelegde documenten niet aantoonden dat de economische handelingen vermeld op het factuur ook echt waren verricht.
De Hongaarse fiscus stelde vast dat de inhoud van deze facturen weerlegd werd door verklaringen over de levering en de herkomst van de machines van de opsteller van de facturen en van de bestuurders van de ondernemingen die zich in een eerder stadium in de keten bevonden. De Hongaarse fiscus oordeelde dat die facturen inhoudelijk onbetrouwbaar waren (ondanks het feit dat elk van de bestuurders erkende dat de levering en de inbedrijfstelling van de machines wel degelijk hadden plaatsgevonden).
Na enkele vonnissen en arresten van nationale hoven wordt de vraag doorgeschoven naar het Europees Hof van Justitie (zaak C‑610/19, 3 september 2020). De vraag van de Hongaarse rechter is of de belastingadministratie in geval van fraude, de hele keten van handelingen mag “reconstrueren” als die keten economisch gezien niet verantwoord is of als een handeling niet gerechtvaardigd is of naar behoren is aangetoond.
Mag in zo’n geval de BTW-aftrek geweigerd worden ongeacht of de belastingplichtige op de hoogte was van de fraude of had moeten zijn.
Europese rechtspraak
De voornaamste regels die spelen inzake de BTW-aftrek kwamen al aan bod in eerdere arresten van het Europese Hof van Justitie. Samengevat:
Als zowel de materiële als de formele voorwaarden of vereisten voor BTW-aftrek werden nageleefd door de BTW-plichtige, dan kan de aftrek niet worden geweigerd.
Aan de materiële voorwaarde is enkel voldaan als de levering van goederen of diensten daadwerkelijk werd verricht.
Het feit dat eerder of later in de keten van verkopen de verschuldigde BTW al dan niet aan de schatkist is betaald, heeft geen invloed op het recht van de belastingplichtige op BTW-aftrek.
Het Hof heeft in het verleden ook al geoordeeld dat het bewijs voor de materiële voorwaarde (dus of de goederen of diensten daadwerkelijk werden geleverd) een nationale aangelegenheid is. Het is dus de belastingdienst die uitmaakt hoe dat bewijs moet geleverd worden.
Maar voor dit concreet geval voegen ze er aan toe dat de vaststelling dat de betrokken goederen noch door de opsteller van de facturen noch door diens onderaannemer zijn vervaardigd of geleverd met name omdat zij niet over de nodige personele en materiële middelen zouden beschikken, niet voldoende is om te besluiten dat de betrokken goederen niet zijn geleverd.
Het is bijvoorbeeld best mogelijk dat de leverancier gegevens verbergt of gewoon een beroep doet op andere onderaannemers.
Verder is het evenzeer vaste rechtspraak van het Hof dat als de belastingplichtige op de hoogte was (of had moeten zijn) van de fraude, de aftrek geweigerd kan worden. Het maakt niet uit of de fraude waar hij of zij aan deelneemt, onderdeel is van een BTW-fraude door de leverancier of door een andere ondernemer die in een eerder of later stadium van de toeleveringsketen actief was.
Ongeloofwaardige facturen
De Hongaarse fiscus verwierp de facturen omdat ze ongeloofwaardig waren. De fiscus was van oordeel dat de leverancier onvoldoende personele en materiële middelen had om deze machines te produceren en te leveren. Daaruit leidde ze af dat de goederen in werkelijkheid gekocht werden bij een onbekende persoon.
De fiscus riep nog andere argumenten in: de nationale regels inzake boekhouding waren niet gerespecteerd, er zouden onregelmatigheden geweest zijn bij enkele voorafgaande handelingen uit de keten van leveringen, …
Het Hof beslist in dit concrete geval echter dat de BTW-aftrek niet geweigerd mocht worden enkel omdat de facturen voor de verwervingen niet geloofwaardig zouden zijn.
Om de BTW-aftrek te weigeren moet volgens het Hof voldoende aangetoond zijn dat de belastingplichtige actief heeft deelgenomen aan fraude of dat hij wist of had moeten weten dat de handelingen deel uitmaakten van fraude door de opsteller van de facturen of enige andere marktdeelnemer die in een eerder stadium van die keten van leveringen actief was.
Deze beslissing is belangrijk: de professionele afnemer van diensten of goederen kan de betaalde BTW aftrekken, ook als hogerop in de keten BTW-fraude werd gepleegd. De belastingadministratie kan de BTW-aftrek enkel weigeren als voldoende duidelijk bewezen wordt dat de afnemer er ofwel aan deelgenomen heeft, ofwel er van op de hoogte was ofwel het had kunnen weten.