Kmo’s worden wel eens de motor van onze economie genoemd. Ook de ‘fiscale wetgever’ beseft dat. Daarom krijgen kmo’s een bijzondere plaats in ons fiscaal stelsel. Verschillende bepalingen voorzien immers een afwijkende, gunstigere behandeling voor kmo’s dan voor ‘grote vennootschappen’. Door de steeds wijzigende wetgeving is het niet makkelijk het overzicht te bewaren. Wij sommen de fiscale voordelen op, zoals ze nu bestaan, en lichten ze kort toe.
Wat is een kleine vennootschap?
De hieronder besproken voordelen gelden voor ‘kleine’ vennootschappen. Wat een kleine vennootschap is, wordt bepaald door artikel 15 van het Wetboek Vennootschappen. Deze definitie werkt ook door in het fiscaal recht.
Het gaat om vennootschappen die tijdens het laatste en voorlaatste boekjaar niet meer dan één van de volgende criteria hebben overschreden:
balanstotaal: 3.650.000 EUR;
omzet (excl. btw): 7.300.000 EUR;
aantal werknemers: 50.
Als het jaargemiddelde personeelsbestand meer dan 100 werknemers bedraagt, is de vennootschap in ieder geval ‘groot’.
Een grote vennootschap kan zich niet kunstmatig splitsen in ‘kleine’ vennootschappen. Bij verbonden vennootschappen worden de criteria immers voor de hele groep beoordeeld.
Verlaagd opklimmend tarief vennootschapsbelasting
Kleine vennootschappen worden niet steeds onderworpen aan het standaardtarief van 33 %, maar kunnen onder bepaalde voorwaarden genieten van het verlaagd opklimmend tarief. Hun belastbaar inkomen mag niet meer bedragen dan 322.500 EUR. Het tarief bedraagt dan:
op de schijf van 0 tot 25.000 EUR: 24,25 %;
op de schijf van 25.000 tot 90.000 EUR: 31 %;
op de schijf van 90.000 tot 322.500 EUR: 34,50 %.
Verlaagde roerende voorheffing voor dividenden van nieuwe aandelen
Sinds begin 2013 geldt er een algemeen tarief van 25 % roerende voorheffing op alle dividenden.
Omdat investeren in kmo’s aangemoedigd moet worden, geldt er voor dividenden van nieuwe aandelen uitgegeven naar aanleiding van een oprichting of een kapitaalsverhoging van een kmo, die plaatsvindt vanaf 1 juli 2013 echter een bijzonder tarief van de roerende voorheffing. Op deze dividenden geldt een tarief van 20 % of 15 % naar gelang ze worden uitgekeerd in het tweede jaar (20 %) of vanaf het derde jaar (15 %) na de inbreng (oprichting of kapitaalsverhoging).
Er moeten wel voorwaarden nageleefd worden, waarvan de belangrijkste: (1) de inbreng moet in geld gebeuren, (2) er moeten nieuwe aandelen op naam uitgegeven worden, (3) de aandelen moeten ononderbroken in volle eigendom blijven van de inbrenger en (4) het mogen geen preferente aandelen zijn.
Meerwaarden op aandelen
Grote ondernemingen worden vanaf 1 januari 2013 hoe dan ook belast als ze meerwaarden realiseren op aandelen, zelfs als ze de aandelen meer dan één jaar ononderbroken in volle eigendom hebben gehouden. Deze belasting bedraagt 0,4 %.
Kleine vennootschappen zijn daar niet aan onderworpen. Zij worden (net als grote vennootschappen) wel op de meerwaarde belast (25 %) als de aandelen niet gedurende een ononderbroken periode van één jaar worden behouden.
Fairness tax
De fameuze fairness tax geldt enkel voor grote ondernemingen en niet voor kleine vennootschappen.
‘Vastklikken’ van reserves: kortere houdperiode
Om de verhoogde roerende voorheffing op liquidatieboni te vermijden, kunnen vennootschappen nu hun belaste reserves tegen 10 % ‘vastklikken’. Dit wil zeggen: er gestort kapitaal van maken, dat later belastingvrij aan de aandeelhouders kan worden uitgekeerd.
De vennootschap moet dan wel acht jaar wachten voor ze terug een kapitaalvermindering doet en een deel van het kapitaal belastingvrij aan de aandeelhouders teruggeeft. Kleine vennootschappen moeten maar vier jaar wachten.
Notionele interestaftrek
Kmo’s hebben recht op een hogere notionele interestaftrek (gewoon tarief + 0,50 %). Voor 2014 (aanslagjaar 2015) bedraagt de aftrek voor kmo’s: 3,130 %.
Voorafbetalingen
Kmo’s moeten in hun eerste drie boekjaren vanaf de oprichting geen voorafbetalingen doen.
Afschrijvingen
Kmo’s moeten de eerste afschrijvingsannuïteit (in het jaar van de aankoop) niet prorateren. Een voorbeeld kan dat verduidelijken: een kmo koopt op 1 juli 2013 een machine van 50.000 EUR af te schrijven over vijf jaar, dus 10.000 EUR per jaar. De kmo mag in 2013 al 10.000 EUR afschrijven. Grote vennootschappen moeten prorateren: dit wil zeggen de machine wordt maar zes maanden gebruikt tijdens 2013 (van juli tot december) dus slechts de helft van de gewone jaarlijkse afschrijving voor het eerste jaar: 5.000 EUR.
Daarnaast kunnen kmo’s bij de aankoop horende kosten naar wens afschrijven.
Belastingvrij aanleggen van een investeringsreserve
Kmo’s kunnen een belastingvrije investeringsreserve aanleggen.
Investering in beveiliging
Kleine vennootschappen hebben recht op een investeringsaftrek voor investeringen in beveiliging (die geldt niet voor grote vennootschappen).
Kosten die kmo’s doen inzake beveiliging (bewakingsfirma inschakelen) zijn voor 120 % aftrekbaar. Dus meer dan de werkelijke kost.
Vrijstelling voor bijkomend personeel
Kmo’s hebben recht op een bijkomende vrijstelling van 5.600 EUR per bijkomend personeelslid (met een bepaald maximumloon) dat ze aanwerven.