Een “vaste vertegenwoordiger” is de persoon die optreedt voor een vennootschap die bestuurder is in een andere vennootschap. Volgens het Hof van Cassatie kan zo’n vaste vertegenwoordiger fiscaal ook als een bestuurder beschouwd worden. Een arrest dat belangrijke gevolgen heeft.

Bestuurders en soortgelijken

Het wetboek van de inkomstenbelastingen voorziet verschillende soorten beroepsinkomsten. De lonen van werknemers, de winsten van zelfstandigen, de baten van vrije beroepen. Vergoedingen aan bedrijfsleiders zijn een aparte categorie omdat de fiscus eerder wantrouwig is tegenover de interactie die bestaat tussen die bedrijfsleider en de vennootschap.

De term “bedrijfsleider” is trouwens niet toevallig gekozen. De wetgever wilde vermijden dat enkel “echte” bestuurders onder deze aparte categorie zouden vallen. Ook werknemers, die formeel geen bestuurder zijn maar in werkelijkheid wel de touwtjes in handen hebben, vallen onder het statuut van bedrijfsleiders. Het gaat om “elke natuurlijke persoon die een opdracht als bestuurder, zaakvoerder, vereffenaar of gelijksoortige functies uitoefent”.

Wat is het verschil?

Bedrijfsleiders hebben geen volledig ander belastingstelsel dan bijvoorbeeld zelfstandigen of loontrekkenden. Maar er zijn wel enkele verschillen.

Eerste verschil: als een bestuurder een onroerende goed verhuurt aan zijn eigen vennootschap dan zal de huurprijs – als die boven een bepaald niveau uitstijgt – omgezet worden in “belastbaar loon”. Op onroerende inkomsten zit een groter kostenforfait. Door de herkwalificatie in loon, gaat die forfaitaire kostenaftrek verloren.

Ten tweede: als de bestuurder een lening geeft aan de vennootschap, dan herkwalificeert de wet de interesten in dividenden als ofwel de interestvoet hoger is dan een referentierentevoet van de NBB ofwel het bedrag van de lening hoger is dan de som van de belaste reserves bij het begin van het belastbare tijdperk en het gestorte kapitaal bij het einde ervan. Die herkwalificatie was belangrijker toen het tarief van de RV op dividenden hoger was dan de RV op interesten. Maar zelfs nu de RV op interesten en dividenden hetzelfde is, blijft de herkwalificatie belangrijk omdat interesten aftrekbaar zijn voor de uitkerende vennootschap, terwijl dividenden dat niet zijn.

Een derde bijzonderheid in het fiscaal statuut van bedrijfsleider is het zogenaamde attractiebeginsel waardoor alle vergoedingen die een bedrijfsleider ontvangt van de vennootschap, beschouwd moeten worden als loon van de bedrijfsleider, ook als de vergoeding anders gekwalificeerd werd (bijvoorbeeld de bestuurder die tevens loontrekkende is in de vennootschap).

Rechtspraak

Mijnheer X, getrouwd met mevrouw Y werkt bij vennootschap A. A is bestuurder bij vennootschap B en die functie wordt uitgeoefend door dhr. X. Hij is er dus vaste vertegenwoordiger. Mevrouw Y leent geld aan vennootschap B. Kunnen deze interesten geherkwalificeerd worden in dividenden?

Als X bestuurder zou zijn bij B en hij zou die lening zelf verstrekt hebben, dan zou er geen twijfel zijn: herkwalificatie is dan mogelijk.
Maar herkwalificatie is ook zonder meer mogelijk als X bestuurder zou zijn bij B en de echtgenote van X de lening aan B zou verstrekken: de wet breidt de herkwalificatie immers uit tot leningen toegestaan door “hun echtgenoot, wettelijk samenwonende partner of hun minderjarige kinderen”.

Het enige punt van discussie hier is dat B geen bestuurder is, maar een vaste vertegenwoordiger van een andere vennootschap. Vraag is dan of zo’n vaste vertegenwoordiger als een bedrijfsleider beschouwd kan worden omdat hij “soortgelijke functies” uitoefent. Het lijkt nogal logisch dat hij soortgelijke functies uitoefent omdat hij de fysieke vertegenwoordiging is van een vennootschap-bestuurder. Dat is zijn taak. Maar hij doet dat voor zijn opdrachtgevende vennootschap, niet voor de bestuurde vennootschap.

Maar de fiscus, het Hof van beroep van Gent en op 23 januari 2020 ook het Hof van Cassatie, zien dat anders. Zij besluiten dat de natuurlijke persoon die taken van bestuur waarneemt deze functie weliswaar juridisch uitoefent in zijn hoedanigheid van vaste vertegenwoordiger van de vennootschappen/bestuurders, maar dat dit de toepassing van het fiscaal statuut van bedrijfsleider niet uitsluit.
Het Hof van Cassatie voegt daar nog aan toe dat de vaste vertegenwoordiger aan dezelfde voorwaarden moet voldoen als een bestuurder en burgerrechtelijk en strafrechtelijk aansprakelijk is alsof hij zelf de betrokken opdracht in eigen naam en voor eigen rekening zou volbrengen.

Gevolg

Het arrest heeft toch wel wat gevolgen. In dit concrete geval werden de interesten van de lening die de echtgenote van de vaste vertegenwoordiger verstrekte aan de vennootschap omgezet in dividenden.

Maar dat een vaste vertegenwoordiger ook een bedrijfsleider kan zijn, betekent ook dat huur omgezet wordt in loon (dat had de minister trouwens eerder in een parlementaire vraag ook al bevestigd) en dat alle andere vergoedingen die de vaste vertegenwoordiger ontvangt van de bestuurde vennootschap als bedrijfsleidersbezoldigingen beschouwd moeten worden.
De functie die de betrokken persoon heeft in de vennootschap-bestuurder is daarbij zonder belang.