Het Koninklijk Besluit nr. 15 van 24 april 2020 voerde een tijdelijk moratorium op faillissementen in. De maatregel liep tot 17 juni 2020. Op 18 juni was er niet meteen een stormloop naar de ondernemingsrechtbank om faillissementen uit te lokken. Met een wetsontwerp inzake het gerechtelijk akkoord wil men zoveel mogelijk harde faillissementen vermijden.
Wat zijn de voornaamste gevolgen van het moratorium?
In de periode van 18 maart tot 17 juni 2020 kon de schuldeiser geen bewarend of uitvoerend beslag op roerende goederen aanvatten of zelfs een procedure die al werd opgestart, voortzetten. Een bewarend of uitvoerend beslag op gebouwen en gronden bleef wel mogelijk.
In principe bent u als ondernemer verplicht om binnen 1 maand na de staking van betalingen zelf het faillissement aan te vragen, maar deze termijn werd ook opgeschort. Dat is belangrijk voor bestuurders omdat zij verantwoordelijk zijn indien die termijn niet wordt nageleefd. Hoe het ook zij, ook tijdens de periode van het moratorium kon de onderneming altijd zelf beslissen om vrijwillige aangifte van faillissement te doen of een gerechtelijke reorganisatieprocedure op te starten.
Hoewel het koninklijk besluit nr. 15 pas op 24 april werd gepubliceerd was het moratorium al van toepassing sinds 18 maart. Het moratorium had dus een retroactief effect: ondernemingen die op 24 april 2020 een vordering in faillietverklaring hadden lopen, konden ook een beroep doen op het moratorium als ze in staking van betaling waren na 18 maart 2020.
Situatie na 17 juni 2020
Tegen de verwachtingen in werd het moratorium slecht 1 keer verlengd (namelijk van 17 mei tot 17 juni). Sinds 18 juni geldt het gewoon niet meer en zijn de oude regels weer van toepassing.
Toch leidt dit niet meteen tot een golf van faillissementen, zo getuigen veel advocatenkantoren.
Het nadeel van een faillissement is dat u als schuldeiser het risico loopt dat u van een kale reis terugkeert omdat de schuldenaar niets meer heeft terwijl die schuldenaar misschien toch nog levensvatbaar was. U mag niet uit het oog verliezen dat heel wat ondernemers pas sinds 18 mei en de horeca zelfs pas sinds 8 juni, de activiteiten weer mochten hervatten.
Kan een gerechtelijke reorganisatie de schuldenaar soelaas brengen?
Het voordeel van de gerechtelijke reorganisatie is dat ze de onderneming bescherming biedt tegen haar schuldeisers.
De ondernemer legt een verzoekschrift neer bij de ondernemingsrechtbank. De onderneming geniet bescherming van zodra het verzoekschrift is neergelegd. Dat verzoekschrift moet gemotiveerd zijn en een reeks bijlagen bevatten (zoals balansdocumenten, informatie over het personeel, wie de schuldeisers zijn). Het opstellen van de boekhoudkundige staat en het opstellen van de begroting moet gebeuren door of met bijstand van een economische beroepsbeoefenaar. Dit laatste maakt de procedure wel een beetje formalistischer en zwaarder wat soms afschrikt.
De ondernemingsrechtbank behandelt het verzoek binnen de 15 dagen na de neerlegging en doet een uitspraak binnen de 8 dagen na de behandeling van het verzoek.
Zoals hierboven vermeld geniet de onderneming onmiddellijk na het neerleggen van het verzoek, bescherming tegen haar schuldeisers: de schuldenaar mag de betalingen opschorten zonder dat de schuldeiser tot invordering kunnen overgaan. Als de rechtbank positief beslist, dan wordt deze opschorting verlengd in de tijd.
Na de positieve beslissing wordt de procedure geopend. Dit houdt in dat de onderneming haar schuldeisers individueel verwittigt en wel binnen de 8 dagen. De schuldeisers ontvangen daarbij de lijst van schuldeisers en hun totale vordering, de hoedanigheid van bijzondere schuldeiser en de bezwaarde goederen. Elke belanghebbende kan elke opgenomen schuldvordering in opschorting afzonderlijk betwisten.
De opschorting betekent dus dat de schuldeiser geen tenuitvoerlegging kan krijgen voor de schuldvorderingen die bestonden van vóór het verzoek. Ook als die tenuitvoerlegging al werd opgestart, wordt ze in principe opgeschort (tenzij zou blijken dat de procedure van gerechtelijke organisatie werd opgestart om een tenuitvoerlegging te dwarsbomen). De termijn van die opschorting van betaling is in principe maximaal 6 maanden.
De onderneming hoeft de schuldvorderingen in de opschorting niet te betalen, maar ze mag dat uiteraard wel. Dergelijke betalingen zijn tegenstelbaar als later de onderneming toch zou failliet gaan.
Het doel van de gerechtelijke organisatie
De gerechtelijke reorganisatie is er op gericht om een vergelijk te vinden tussen de schuldeisers en de onderneming. Er zijn 3 mogelijkheden: het minnelijk akkoord, het collectief akkoord en de overdracht onder gerechtelijke gezag.
Bij het minnelijk akkoord is het de bedoeling dat de ondernemer een akkoord sluit met alle schuldeisers of ten minste twee schuldeisers met het oog op de gezondmaking van de financiële toestand of de reorganisatie van zijn onderneming. Zo’n akkoord moet door de rechter gehomologeerd worden.
Bij de procedure van het collectief akkoord is het doel een akkoord van de schuldeisers te verkrijgen over een reorganisatieplan. De schuldenaar werkt een reorganisatieplan uit dat voorgelegd wordt aan de schuldeisers. De duurtijd van dat plan mag niet langer zijn dan 5 jaar.
Het reorganisatieplan moet goedgekeurd worden door de schuldeisers waarbij niet alleen vereist is dat de meerderheid van het aantal toegelaten en aanwezige schuldeisers akkoord gaan, maar ook dat deze schuldeisers de helft van alle in hoofdsom verschuldigde bedragen vertegenwoordigen.
Vervolgens moet de rechtbank het plan nog homologeren.
De overdracht onder gerechtelijk gezag is er eigenlijk op gericht om de activiteiten van de onderneming geheel of gedeeltelijk te verkopen en met de opbrengst de schuldeisers terug te betalen waarna de onderneming – die dan zonder rendabele activiteiten valt – wellicht opgedoekt wordt.
Wetgever wil formalisme van de procedure vereenvoudigen
Op het ogenblik van de redactie van deze bijdrage buigt de politiek zich over een wetsvoorstel om het formalisme van de procedure te vereenvoudigen zodat ze ook voor kleinere ondernemingen gemakkelijker toegankelijk wordt. Zo zou het voorstel voorzien dat als de schuldenaar niet alle documenten heeft verzameld op het ogenblik van het neerleggen van het verzoek, dit niet automatisch betekent dat het verzoek verworpen wordt.
Ook zou het mogelijk worden dat de rechtbank de schuldenaar een bijkomende betalingstermijn geeft voor één of meerder schulden zodat er niet echt sprake is van een reorganisatie.
Ongeacht of het voorstel uiteindelijk wet wordt, lijkt de gerechtelijke organisatie een nog wat onbekende optie om een definitief faillissement te vermijden.