Sancties en boetes zijn over het algemeen niet aftrekbaar. Ook niet als zij gerelateerd zijn aan de beroepsactiviteit. Die niet-aftrekbaarheid werd ingevoerd om het effect van de sanctie niet te laten verwateren. Maar minnelijke schikkingen leken niet onder die regel te vallen. Dat verandert in 2022.
Het algemene principe
De niet-aftrekbaarheid van boetes wordt in het Wetboek van inkomstenbelastingen 1992 als volgt beschreven. Zijn niet-aftrekbaar: geldboeten, met inbegrip van transactionele geldboeten, administratieve geldboeten opgelegd door overheden, zelfs wanneer deze geldboeten niet het karakter van een strafrechtelijke sanctie hebben en zelfs wanneer hun bedrag is berekend op basis van een aftrekbare belasting, verbeurdverklaringen en straffen van alle aard.
Ook wanneer een werknemer een boete oploopt en de werkgever die betaalt, is de boete niet aftrekbaar.
Die niet-aftrekbaarheid moet wel genuanceerd worden.
Belastingverhogingen zijn wél aftrekbaar als de belasting zelf ook aftrekbaar is (bijvoorbeeld de onroerende voorheffing).
Ook voor nalatigheidsinteresten op belastingen en sociale bijdragen geldt het principe van ‘de bijzaak volgt de hoofdzaak’, waarbij de bijzaak de nalatigheidsinterest is, en de hoofdzaak, de belasting of de sociale bijdrage. Is de belasting of bijdrage aftrekbaar, dan is ook de nalatigheidsinterest aftrekbaar.
Verder zijn ook aftrekbaar: parkeerretributies, boetes inzake het eurovignet, de boete wegens een laattijdige neerlegging van de jaarrekening, …
Uiteraard zijn ook schadevergoedingen aftrekbaar, vermits die geen sanctionerend karakter hebben.
Minnelijke schikking
De minnelijke schikking vinden we terug in artikel 216bis van het Wetboek van Strafvordering (Sv.), dat werd gemodelleerd door de zogenaamde afkoopwet. Die afkoopwet biedt de mogelijkheid om de strafvordering te laten vallen mits er een geldsom wordt betaald.
Is dat een sanctie?
Het hof van beroep van Gent vond eind 2020 alvast van niet. Volgens het hof moest er gewoon gekeken worden naar de algemene principes inzake de aftrekbaarheid van uitgaven. In het dossier voor het hof betaalde een belastingplichtige een minnelijke schikking om reputatieschade tegen te gaan. En dus was die uitgave bestemd om zijn belastbare inkomsten te behouden en was ze aftrekbaar.
Wetgevend ingrijpen
De reactie liet niet lang op zich wachten. Eind 2021 werd er een aftrekverbod voor minnelijke schikkingen ingevoerd in de betrokken wet. Zijn nu ook niet meer aftrekbaar: de geldsommen, zoals bedoeld in artikel 216bis Sv.
Volgens de Raad van State was het nooit de bedoeling van de wetgever om voor minnnelijke schikkingen een uitzondering te maken op de niet-aftrekbaarheid. Toch was de betrokken wet volgens de Raadsleden geen interpretatieve wet. Een bepaling wordt als ‘interpretatief’ gezien als ze een reeds bestaande bepaling verduidelijkt. Dat houdt in dat de ‘wijziging’ die wordt aangebracht, geen echte wijziging is, maar enkel beter verwoordt wat de wetgever eigenlijk had willen zeggen. Daarom is een interpretatieve bepaling of wet van toepassing vanaf de inwerkingtreding van de geïnterpreteerde bepaling. Retroactief dus.
Maar dat was hier niet het geval.
De maatregel geldt dus niet voor het verleden.
De wet werd gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 31 december 2021 en trad 10 dagen na publicatie in werking. Op 10 januari 2022 dus.
Dit betekent dat de discussie over het al of niet aftrekbaar zijn van minnelijke schikkingen van vóór die datum blijft bestaan. De belastingplichtige zal immers redeneren dat de niet-aftrekbaarheid pas geldt vanaf 10 januari 2022, en dus niet ervóór. En de fiscus zal argumenteren dat de Raad van State duidelijk zegt dat het niet bedoeling van de wetgever was om de minnelijke schikking aftrekbaar te maken. Als zo’n dossier voor de rechter komt, zal die dus in alle wijsheid moeten wikken en wegen.