Aandeelhouders die in conflict liggen met medevennoten, kunnen de andere aandeelhouder(s) onder bepaalde omstandigheden via de rechtbank dwingen om hun aandelen aan hen over te dragen of om hun aandelen over te nemen. Sinds de invoering van deze geschillenregeling is er in de rechtspraak en in de rechtsleer geen eensgezindheid over het tijdstip waarop die aandelen moeten worden gewaardeerd, de zogenaamde beoordelingsdatum of ‘peildatum’. Met een arrest van 20 februari 2015 maakt het Hof van Cassatie een einde aan die discussie. De waarde van de aandelen moet worden bepaald op datum van de overdracht, zoals opgelegd door de rechter.
Toepassingsgebied geschillenregeling
Via de zogenaamde geschillenregeling – inwerking sinds 1 juli 1996 – wil de wetgever vermijden dat geschillen tussen aandeelhouders, de werking van de vennootschap verlammen of zelfs het voortbestaan van de vennootschap in gevaar brengen. De regeling biedt dus een alternatief voor de gerechtelijke ontbinding wegens wettige redenen. Ze is wel enkel toepasbaar in de BVBA en in de NV die geen publiek beroep op het spaarwezen doet of heeft gedaan.
De geschillenregeling omvat twee procedures: de vordering tot uitsluiting en de vordering tot uittreding. Een aandeelhouder die vastzit in een uitzichtloos conflict met zijn medevennoten, kan de andere aandeelhouder(s) onder bepaalde omstandigheden (gegronde redenen zijn vereist) via de rechtbank dwingen om hun aandelen aan hem over te dragen (uitsluiting) of om zijn aandelen over te nemen (uittreding).
De vordering tot gedwongen uitsluiting kan worden ingesteld door één of meer vennoten/aandeelhouders die 1. gezamenlijk 30% van de stemmen verbonden aan het geheel van de bestaande aandelen/effecten bezitten of 2. 20% daarvan, wanneer de vennootschap effecten heeft uitgegeven die het kapitaal niet vertegenwoordigen (enkel voor nv’s) of 3. aandelen bezitten waarvan de nominale waarde of de fractiewaarde 30% van het kapitaal vertegenwoordigt.
De uittredingsregeling is grotendeels het spiegelbeeld van de gedwongen uitsluiting. De twee procedures verschillen wel fundamenteel op één punt: in de procedure tot uitsluiting staat het vennootschapsbelang centraal. De procedure tot uittreding heeft daarentegen een sanctionerende doelstelling. De gegronde redenen zijn hier de belangen van de individuele vennoot.
Gegronde redenen
Bij toepassing van de geschillenregeling moet de rechter eerst onderzoeken of er gegronde redenen aanwezig zijn en daarna zal hij overgaan tot een prijsbepaling van de aandelen.
De gegronde redenen moeten slaan op gedragingen van de verwerende vennoot. De rechtspraak aanvaardt drie categorieën van gegronde redenen: misbruik van recht, tekortkomingen van de verweerder, en een ernstige en duurzame onenigheid tussen de aandeelhouders.
Waardebepaling aandelen
Zodra de rechter het bestaan van de gegronde reden bewezen acht en de vordering gegrond verklaart, volgt de waardebepaling van de aandelen. Terwijl de overnemer bij een zo laag mogelijke prijs gebaat is, zal de overdrager een zo hoog mogelijke prijs voor zijn aandelen proberen te verkrijgen. Het tijdstip en de wijze waarop de prijs wordt bepaald, hebben een grote invloed op het uiteindelijke bedrag. De rechter beschikt hier over een zeer ruime appreciatiebevoegdheid. Meestal zal hij een bedrijfsrevisor aanstellen als deskundige om de prijs van de aandelen te bepalen. De rechter is echter niet verplicht zich te laten bijstaan door een deskundige. Het gevolg van die ruime appreciatiebevoegdheid is dat er in de praktijk verschillende tijdstippen worden gehanteerd om de waarde van de aandelen te bepalen.
Met een arrest van 9 december 2010 heeft het Hof van Cassatie voor het eerst een duidelijk standpunt ingenomen over de peildatum voor de waardering van de aandelen, in een procedure tot uitsluiting. Het Hof heeft geoordeeld dat de waarde van de aandelen moet worden bepaald op datum van de eigendomsoverdracht zoals opgelegd door de rechter.
Uit het arrest van het Hof van Cassatie van 5 oktober 2012 (in een procedure tot uittreding) kunnen we afleiden dat de waardering moet gebeuren in going concern, waarbij de rechter abstractie moet maken van de omstandigheden die tot de vordering tot overname hebben geleid en van het gedrag van de partijen als gevolg van het instellen van de vordering.
In zijn arrest van 20 februari 2015 bevestigt het Hof van Cassatie, nu in een procedure tot uittreding, de interpretatie van zijn arrest van 21 februari 2014 nl. dat “abstractie maken van” ook bij uitsluiting zo moet worden begrepen dat de rechter de waarde moet corrigeren door de invloed van de gegronde redenen of het gedrag van de partijen weg te denken.
M.a.w. Cassatie bevestigt dat de peildatum bij uittreding kan worden gesitueerd vóór de datum waarop de aandelen moeten worden overgedragen, op voorwaarde dat dit op grond van de concrete omstandigheden van de zaak kan worden verantwoord.