Doet u voor werknemers stortingen voor de opbouw van een aanvullend pensioen? Dan betaalt u op de gestorte premies in bepaalde gevallen een “Wijninckx-bijdrage”. De invoering van die bijzondere bijdrage is een proces van jaren. Maar de definitieve fase met een nieuwe berekeningsbasis is nu toch van start gegaan op 1 januari 2019.
Wie betaalt de Wijninckx-bijdrage?
Premies voor de samenstelling van een aanvullend pensioen voor een loontrekkende werknemer (of zelfstandige bedrijfsleider) zijn onderworpen aan een sociale zekerheidsbijdrage van 8,86%.
Voor ‘hoge’ aanvullende pensioenen komt daar bovenop nog een bijzondere sociale zekerheidsbijdrage van 3%. Die bijzondere sociale zekerheidsbijdrage geldt zowel voor loontrekkenden als voor zelfstandigen. De bijdrage is steeds van toepassing op de premies die in het vorige kalenderjaar betaald werden. Deze belasting op premies voor aanvullende pensioenen uit de tweede pijler (groepsverzekering en Individuele Pensioentoezegging (IPT)) gaat door het leven als de Wijninckx-bijdrage.
De schuldenaar van deze bijdrage is de inrichter. Meestal is de inrichter ook de werkgever. Bij een sectorplan daarentegen is bijvoorbeeld een sectoraal fonds de inrichter.
Hoe wordt de Wijninckx-bijdrage berekend?
Vanaf 1 januari 2012 tot 31 december 2018.
De Wijninckx-bijdrage was verschuldigd als de som van de stortingen van de bijdragen en/of de premies voor de opbouw van een aanvullend pensioen, meer dan 30.000 euro per jaar bedraagt (geïndexeerd bedrag voor bijdragejaar 2018 = 32.472 euro).
Wanneer het totaal van de gestorte bijdragen en premies (van werkgever en werknemer) hoger is dan 32.472 euro, betaalt de werkgever een bijdrage van 3% in 2018 (de oorspronkelijke bijdrage bedroeg 1,5%) op het deel dat dit bedrag overschrijdt. De bijzondere bijdrage wordt alleen berekend op het werkgeversdeel.
Vanaf 1 januari 2019.
De Wijninckx-bijdrage wordt niet meer berekend op basis van de stortingen. Het drempelbedrag wordt vervangen door de zogenaamde pensioendoelstelling. Die pensioendoelstelling is gelijk aan het maximale ambtenarenpensioen vermenigvuldigd met een loopbaanbreuk. Momenteel bedraagt het wettelijk maximumpensioen in de overheidssector 78.453,60 euro op jaarbasis. Dat bedrag wordt geproratiseerd op basis van het aantal gepresteerde dienstjaren. Zodra de som van het wettelijk pensioen en het aanvullend pensioen op 1 januari van een jaar hoger is dan het maximum wettelijk ambtenarenpensioen, is de werkgever of de sectorale inrichter op de bijdragen en premies die hij in de loop van het jaar stort voor het aanvullend pensioen, een bijdrage verschuldigd.
Wanneer de Wijninckx-bijdrage betalen?
De pensioeninstellingen zullen uiterlijk op 31 augustus (in plaats van 30 juni in de overgangsfase) de gegevens meedelen aan de vzw SIGeDIS, de beheerder van de Databank Aanvullende Pensioenen van de tweede pijler (DB2P). SIGeDIS geeft dan uiterlijk op 31 oktober van elk bijdragejaar (in plaats van op 30 september) aan de inrichters de gegevens door voor de berekening en de betaling van de bijzondere bijdrage.
In oktober 2019 zullen de werkgevers en bedrijven voor het eerst een betalingsuitnodiging ontvangen op basis van de nieuwe regeling.
De bijdrage blijft verschuldigd in het vierde kwartaal dus vóór 31 december van elk jaar op een specifiek daarvoor geopende rekening. Te betalen aan het RSZ (loontrekkenden) of het RSVZ (zelfstandigen).
Een bijdrage wordt als betaald beschouwd op de dag waarop het bedrag op de rekening van de RSZ/RSVZ staat. Zodra de betalingstermijn is verstreken, rekent de RSZ/RSVZ een verhoging van 1% per maand aan op het gedeelte van de bijdrage dat niet tijdig wordt betaald. Dit gebeurt ambtshalve en zonder ingebrekestelling.