In het kader van de bestrijding van de gevolgen van de corona-crisis werd eind 2020 de wederopbouwreserve ingevoerd. De wetgever wil zo de solvabiliteit en het eigen vermogen van de getroffen vennootschappen opnieuw versterken. De wet op die wederopbouwreserve werd midden januari van commentaar voorzien door de fiscus.

Doel van de wederopbouwreserve

Vennootschappen kunnen bij het verstrijken van ieder belastbaar tijdperk dat verbonden is aan één van de aanslagjaren 2022, 2023 of 2024, een wederopbouwreserve aanleggen, die onder bepaalde voorwaarden en binnen bepaalde grenzen, niet als winst wordt aangemerkt. Vennootschappen die op de afsluitdatum van het boekjaar dat afsluit in 2020, geen bedrijfsverlies hebben geleden, komen niet in aanmerking.

De wederopbouwreserve is dus eigenlijk een vorm van betalingsuitstel van fiscale lasten, ten aanzien van winsten die in de toekomst gecreëerd kunnen worden. Via de wederopbouwreserve kunnen vennootschappen die hun eigen vermogen en de tewerkstelling op peil houden, snel terug over een gelijkwaardig eigen vermogen beschikken als vóór het corona-tijdperk.

Beperkingen

De wederopbouwreserve wordt per belastbaar tijdperk beperkt, maar wordt ook op globale wijze beperkt voor de drie bedoelde aanslagjaren.

Zo is de wederopbouwreserve beperkt tot het bedrag van de belastbare gereserveerde winst van het belastbaar tijdperk, vóór de samenstelling van die vrijgestelde reserve.

Daarnaast is het maximumbedrag van de wederopbouwreserve, inclusief de reeds belaste bedragen:

gelijk aan het bedrag van de bedrijfsverliezen, vastgesteld overeenkomstig de wetgeving op de boekhouding en de jaarrekening, op de afsluitdatum van het boekjaar in 2020, en

beperkt tot 20 miljoen euro.

Vennootschappen die anders dan per kalenderjaar boekhouden en die hun boekjaar afsluiten tijdens het eerste deel van 2020, hebben nog niet noodzakelijk de negatieve gevolgen van de pandemie ondervonden en krijgen de mogelijkheid om te kiezen voor de jaarrekening die afsluit in 2021 als referentie voor de vaststelling van het bedrijfsverlies.

Uitgesloten vennootschappen

Vennootschappen die een bijzonder fiscaal stelsel genieten, zoals beleggingsvennootschappen, gereglementeerde vastgoedvennootschappen, coöperatieve participatievennootschappen … zijn uitgesloten.

Zijn ook uitgesloten: vennootschappen die overgaan tot een vermindering of een verdeling van het eigen vermogen. Concreet betekent dit dat de vennootschap uitgesloten wordt als ze één van de volgende verrichtingen heeft uitgevoerd:

inkoop van eigen aandelen

toekenning of uitkering van dividenden (gewone dividenduitkeringen, liquidatiebonus bij vereffening, …)

kapitaalvermindering, met inbegrip van de kapitaalvermindering zoals bedoeld in artikel 537 van het WIB92, en

elke andere vermindering of verdeling van het eigen vermogen.

Vervolgens is de vrijstellingsregeling ook niet van toepassing op vennootschappen die reeds bij de aanvang van de Covid-19-crisis – namelijk op 18 maart 2020 – beschouwd konden worden als ondernemingen in moeilijkheden.

Andere voorwaarden

De wederopbouwreserve wordt alleen vrijgesteld in de mate dat ze op één of meer afzonderlijke rekeningen van het passief geboekt is, en blijft, en ze niet tot grondslag dient voor de berekening van de jaarlijkse dotatie aan de wettelijke reserve of van enige beloning of toekenning (de zgn. onaantastbaarheidsvoorwaarde).

De vennootschap mag (in de betrokken periode) geen rechtstreekse deelneming hebben in een vennootschap gevestigd in een belastingparadijs, noch mag ze betalingen gedaan hebben aan dergelijke vennootschappen voor een totaalbedrag van ten minste 100.000 euro voor het belastbaar tijdperk, tenzij de vennootschap kan aantonen dat het om werkelijke en oprechte verrichtingen gaat.

Belastbaarheid

De bedragen die aangelegd werden als wederopbouwreserve, worden geheel of gedeeltelijk aangemerkt als winst van het belastbaar tijdperk indien de vennootschap in dat belastbaar tijdperk één van de volgende verrichtingen uitvoert:

inkoop van eigen aandelen

toekenning of uitkering van dividenden

vermindering of verdeling van het eigen vermogen

besparing op de bezoldigingen: als er op de rekening ‘620 Bezoldigingen en rechtstreekse sociale voordelen’ een bedrag staat dat lager is dan ofwel 85 % van het bedrag dat voor dezelfde post is vastgesteld voor het boekjaar dat is geëindigd in 2019 als voor het eerst tijdens het belastbaar tijdperk aan die voorwaarde wordt voldaan, ofwel de drempel die voorheen de laagste was als aan dezelfde voorwaarde is voldaan in een vorig belastbaar tijdperk, dan worden de bedragen die aangelegd werden als wederopbouwreserve belastbaar ten belope van het verschil tussen de drempel van 85 % of het bedrag van de voorheen laagste drempel, en het bedrag van de hiervoor vermelde rekening ‘620 Bezoldigingen en rechtstreekse sociale voordelen’.