Het blijft een moeilijk verhaal: het appartement aan zee op naam van uw vennootschap. De fiscus staat uiteraard zeer weigerachtig tegenover dat soort constructies. Niet zelden komt de discussie tot voor een rechtbank of hof. Maar ook daar staan de neuzen niet allemaal in dezelfde richting.
De vennootschap
Het aanschaffen van een woning via een vennootschap heeft enkele duidelijke voordelen. Het voornaamste voordeel is uiteraard het feit dat de kosten en afschrijvingen verbonden aan het gebouw aftrekbare beroepskosten zijn.
Als de betrokken vennootschap een werkvennootschap is die op zichzelf belastbare inkomsten heeft, zal hierdoor de belastbare basis van de vennootschap verminderen.
De fiscus
Als zo’n aanschaf volstrekt kunstmatig is en de bewoner van de woning (lees de bedrijfsleider van de vennootschap) hiervoor niets in ruil moet doen, dan is het voor de fiscus duidelijk dat er sprake is van misbruik en zullen zij niet aarzelen om de aftrek van de kosten te verwerpen.
Tweede verblijf als loon
Het hoofdargument dat door belastingplichtigen veelal wordt uitgespeeld om toch aftrek te krijgen van de kosten is dat het tweede verblijf (of enig ander voordeel waarop dezelfde regels toepassing vinden) ter beschikking gesteld worden omwille van de arbeidsprestaties die door de genieter/bedrijfsleider worden verricht. Met andere woorden: het is loon. En loon is aftrekbaar.
Het minste wat er dus moet gebeuren is dat de bedrijfsleider op een voordeel van alle aard wordt belast. Volgens de minister van Financiën moet er daarbij ook effectief aangetoond worden dat dit voordeel een vergoeding is voor werkelijke prestaties. Dat bewijs moet geleverd worden door de belastingplichtige.
Deze “bijkomende” voorwaarde betekent meteen ook dat het gevaar bestaat dat de bedrijfsleider belast wordt op een voordeel van alle aard maar dat de fiscus toch de aftrek weigert van de kosten verbonden aan de woning. Het ene is immers niet 100% gekoppeld aan het andere.
Verdeelde rechtspraak
Met deze discussie naar de rechtbank stappen lijkt misschien een goed idee maar geen garantie voor uw gelijk.
De hoven van beroep van Gent en Antwerpen volgden in 2019 de redenering van de belastingplichtige: in beide gevallen ging het om een appartement aan zee. Niet alleen konden de belastingplichtigen aantonen dat de bedrijfsleider die de woning ter beschikking kreeg, hiervoor a) belast werd op een voordeel van alle aard en b) dit voordeel werd toegekend in ruil voor werkelijke prestaties.
Bovendien toonde de belastingplichtige in beide gevallen aan dat er sprake was van een toename van de waarde van het pand zodat op termijn de vennootschap een meerwaarde zou realiseren. Meerwaarde die in die vennootschap onderworpen zou worden aan vennootschapsbelasting.
Het hof van beroep van Luik oordeelde (ook in 2019) in een ander geval tegen de belastingplichtige. Misschien had de vennootschap (medische radiologie) wel enkele elementaire elementen uit het oog verloren: de vennootschap had geen voordeel van alle aard aangerekend en ze kon ook niet echt aantonen dat er sprake was van een belegging in onroerend goed die op termijn een belastbaar inkomen kon opleveren. Omwille van het feit dat de vennootschap daarnaast nog enkele andere privé-uitgaven van de bedrijfsleider ten laste had genomen, vroeg én kreeg de belastingadministratie een belastingverhoging van 50%.
Een tweede verblijf in een vennootschap is geen ‘walk in the park’…