De BBI heeft verregaande bevoegdheden om belastingplichtigen te controleren. De “visitatie” is er daar één van: onverwacht en ongevraagd aanbellen en vervolgens alle kasten en schuiven opentrekken. Maar kunnen ze dat ook als u er niet bent?
Stockopname in een café in Leuven
In de loop van 2011 komt de BBI enkele keren langs in een café in Leuven voor een stockopname in het kader van een BTW-controle (concreet: ze tellen het aantal vaten bier). Dat loopt iedere keer goed tot 22 december 2011. De zaakvoerders zijn er niet en de aanwezige werkneemster wijst de ambtenaren de deur omdat ze de zaakvoerders niet kan bereiken. De BBI maakt daar een PV van op.
Enige tijd later spreken de fiscus, de belastingplichtige en hun fiscale raadgever echter af dat als de BBI zich nog eens aanbiedt, zij wel binnen mogen zelfs als de zaakvoerders er niet zijn. Minder dan een maand later is het zo ver: de ambtenaren proberen de zaakvoerders te bellen dat ze voor de deur staan. Tevergeefs. Ze gaan vervolgens toch binnen maar stoten er opnieuw op een njet van de werkneemster die beweert dat ze de uitdrukkelijke opdracht heeft gekregen om hen niet toe te laten tot de stockageruimte.
Weigering tot vrije toegang
Het essentiële bestanddeel van de discussie is of er hier sprake is van een weigering van de belastingplichtige om mee te werken aan een controle. Immers, als belastingplichtige bent u verplicht mee te werken aan een controle. Doet u dat niet dan loopt u kans op boetes, een aanslag van ambtswege en in het ergste geval – als er strafbare feiten gepleegd zijn – een verwijzing naar het openbaar ministerie.
Er is wel een grens: de ambtenaren mogen zich niet manu militari toegang verschaffen tot de beroepslokalen. Maar aan de andere kant heeft de belastingplichtige – volgens het hof van beroep – ook niet de mogelijkheid om de toegang te weigeren (Brussel 12 mei 2020, 2016/AF/13).
Het hof verwijst naar het toepasselijke artikel uit het BTW-wetboek (artikel 63) dat zegt dat de belastingplichtige (…) aan de ambtenaren die bevoegd zijn om de toepassing van de belasting over de toegevoegde waarde te controleren en in het bezit zijn van hun aanstellingsbewijs, op elk tijdstip en zonder voorafgaande verwittiging, vrije toegang [moet] verlenen tot de ruimten waar de activiteit wordt uitgeoefend (…).
Ze leiden daar uit af dat er nergens geschreven staat dat de belastingplichtige aanwezig moet zijn of dat hij/zij er voorafgaandelijke toelating moet geven voor een visitatie. Volgens het hof zou die eis (aanwezigheid of toelating) de betrokken bepaling trouwens uithollen omdat het de kans zou bieden om nog het één en ander te “regelen” vóór de controleurs langskomen.
Excuus voor weigering
Zijn het feit dat de zaakvoerders afwezig waren en de werkneemster niet “gevolmachtigd” was om de ambtenaren toe te laten, dan geen wettiging of toch minstens een excuus voor de weigering?
Het hof vindt van niet.
In eerste instantie waren er afspraken gemaakt. Maar zelfs als die er niet waren, was er de werkneemster die wel toegang had kunnen geven. Het feit dat zij niet gevolmachtigd was, wordt door het hof op een dubbele manier aan de kant geschoven. Het hof stelt vast dat ze blijkbaar wel gevolmachtigd was om de zaak open te houden tijdens de afwezigheid van de zaakvoerders en ze had ook toegang tot de betrokken ruimte (want ze kon een leeg vat vervangen). Dus dat ze niet gevolmachtigd zou zijn, is niet erg geloofwaardig. Maar het doet er ook niet echt toe, want zij had sowieso medewerking moeten verlenen.
Dubbele boete
We hebben hierboven het verhaal eigenlijk niet helemaal verteld: de laatste controle was niet alleen een BTW-controle, maar ook een controle inzake inkomstenbelastingen. Voor het niet toelaten van de ambtenaren om de controle inzake inkomstenbelastingen te doen, was de belastingplichtige al eerder veroordeeld, ook voor het hof van beroep.
De vraag was dan ook of hetzelfde feit niet twee keer bestraft werd.
Maar het hof van beroep wijst dit af. Dat is niet uniek. Ook het Hof van Cassatie oordeelde al eerder dat er geen sprake is van “non bis in idem” als een belastingplichtige een boete krijgt voor een overtreding inzake inkomstenbelastingen en nog eens inzake BTW terwijl de onderliggende feiten dezelfde zijn.
De rechter kan wel nagaan of de straf niet onevenredig is, maar kan niet afzien van de boete om loutere redenen van opportuniteit en tegen wettelijke regels in.