In België worden in de eerste plaats de rijksinwoners belast. Dat zijn de mensen die hun woonplaats of hun zetel van fortuin in België hebben. Zij betalen belastingen op hun wereldwijd inkomen. Maar ook niet-inwoners worden in België belast. In deze bijdrage bekijken we wie er precies niet-inwoner is. We focussen ons daarbij enkel op de natuurlijke personen.
Terwijl rijksinwoners worden belast op hun wereldwijd inkomen, worden niet-rijksinwoners alleen belast op het inkomen dat ze in België behalen.
Er zijn vijf categorieën van niet-inwoners.
Categorie 1: niet-inwoners die 75 % van hun beroepsinkomen in België behalen en die inwoner zijn van een EER-lidstaat
Deze niet-inwoners halen minstens 75 % van hun belastbare beroepsinkomsten in België. Ze moeten inwoner zijn van een lidstaat van de EER (de Europese Unie + IJsland, Noorwegen en Liechtenstein). Hun inwonerschap kunnen ze bewijzen met een attest van hun woonstaat.
Deze categorie van niet-inwoners heeft recht op alle federale persoons- en gezinsgerelateerde belastingvoordelen waarop inwoners ook recht hebben. Zij hebben ook recht op de gewestelijke belastingvoordelen. Dat wil zeggen dat ze fiscaal gezien worden beschouwd als een inwoner van Vlaanderen, Wallonië of Brussel. Ze mogen niet kiezen welke gewestelijke voordelen ze krijgen. Om te bepalen tot welk gewest ze behoren, wordt er gekeken naar waar ze hun inkomsten behalen. Dit wordt elk aanslagjaar opnieuw gedaan. Een niet-inwoner kan dus het ene jaar onder Brussel vallen en het volgende onder Vlaanderen.
De volgende regels gelden:
als de niet-inwoner zijn belastbaar beroepsinkomen slechts in één gewest behaalt, wordt hij in dat gewest gelokaliseerd
als de niet-inwoner zijn belastbaar beroepsinkomen in meerdere gewesten behaalt, wordt rekening gehouden met het gewest waar hij het hoogste netto-beroepsinkomen realiseert
als de niet-inwoner in meerdere gewesten exact hetzelfde beroepsinkomen behaalt, wordt nagegaan in welk gewest hij effectief het meeste aantal dagen werkte
indien geen van voorgaande regels de lokalisatie toelaat, wordt de niet-inwoner geacht gelokaliseerd te zijn in het gewest waar hij het vorige belastbaar tijdperk gelokaliseerd was
Deze niet-inwoners van de eerste categorie hebben dus o.a. recht op de gewestelijke woonbonus en de belastingvermindering voor PWA- en dienstencheques.
Categorie 2: niet-inwoners die 75 % van hun beroepsinkomen in België behalen en die geen inwoner zijn van een EER-lidstaat
Deze niet-inwoners hebben wel recht op de federale fiscale voordelen, maar niet op de gewestelijke voordelen.
Categorie 3: de bevoorrechte niet-rijksinwoners uit Frankrijk die niet voldoen aan de 75 %-regel
Deze niet-inwoners behalen niet genoeg inkomen (minder dan 75 %) in België, om onder categorie 1 te vallen. In principe zouden ze dus geen recht hebben op fiscale tegemoetkomingen. Omdat het dubbelbelastingverdrag met Frankrijk een non-discriminatiebepaling bevat, kunnen ze toch van al de federale fiscale voordelen genieten. Hun voordeel wordt wel beperkt in verhouding tot de belastbare beroepsinkomsten die ze in België behalen. Dit wordt ook wel de proratisering genoemd.
Categorie 4: de bevoorrechte niet-rijksinwoners uit Nederland en Luxemburg die niet voldoen aan de 75 %-regel
Net als de niet-inwoners uit Frankrijk, hebben Nederlanders en Luxemburg pro rata (in verhouding tot hun beroepsinkomsten in ons land) recht op federale belastingvoordelen.
Categorie 5: andere niet-inwoners (restcategorie)
Deze categorie van niet-inwoners heeft geen recht op de federale of gewestelijke belastingvoordelen.