Voorzieningen voor vakantiegeld mogen binnen bepaalde grenzen worden beschouwd als beroepskosten. Die voorzieningen zijn dan fiscaal aftrekbaar. De fiscus bepaalt jaarlijks de percentages in een circulaire. Al twaalf jaar op rij gelden dezelfde percentages.

Formule

De voorzieningen voor vakantiegeld worden aangelegd bij het afsluiten van het boekjaar voor het enkel en het dubbel vakantiegeld dat in het nieuwe boekjaar wordt betaald. De voorziening voor vakantiegeld wordt niet als een echte voorziening geboekt maar als een schuld op ten hoogste een jaar: rekening “456 Vakantiegeld”. Deze voorzieningen zijn fiscaal volledig aftrekbaar als ze binnen de grenzen uit de circulaire nr. Ci.RH.243/349.099 (AOIF Nr. 4/2012) van 12 januari 2012 worden geboekt:

18,8% van de vaste en veranderlijke bezoldigingen die in 2011 zijn toegekend aan “bedienden” die het voordeel van de wetgeving betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers genieten;

10,27% van de lonen aan 108% die in 2011 zijn toegekend aan “arbeiders en leerlingen” die het voordeel van dezelfde wetgeving genieten.

Berekeningsgrondslag

Onder veranderlijke bezoldigingen verstaat men commissielonen, premies, percenten van handelsreizigers en vertegenwoordigers en lonen voor overuren. Voor bedienden tellen het dubbel vakantiegeld, de eindejaarspremie, de dertiende maand, andere gelijkaardige vergoedingen, en de bezoldigingen van bedienden die de onderneming in loop van het jaar 2011 hebben verlaten niet mee als basis voor de berekening. Moeten ook worden uitgesloten uit de berekeningsbasis: de werkgeversbijdragen voor groepsverzekering en hospitalisatieverzekering, persoonlijk gebruik van de bedrijfswagen en de van RSZ vrijgestelde maaltijdcheques.
Voor arbeiders en leerlingen gelden die beperkingen niet. Voor hen mogen het vakantiegeld, de eindejaarspremie, de dertiende maand en alle andere gelijkaardige vergoedingen wel in de berekeningsbasis worden opgenomen. De berekeningsbasis voor arbeiders is het brutoloon toegekend in 2011.

Boekjaar volgt kalenderjaar niet

Het boekjaar van een vennootschap loopt normaal over een periode van 12 maanden. Maar die periode is niet noodzakelijk een kalenderjaar. Uw vennootschap kan perfect haar boekhouding voeren over een periode die telkens loopt van bijvoorbeeld 1 juli tot 30 juni van het daaropvolgende jaar. Een boekjaar dat niet samenvalt met het kalenderjaar wordt in het vakjargon een “gebroken” boekjaar genoemd.

Als het boekjaar van uw vennootschap niet afsluit op 31 december, wordt het op boekhoudkundig vlak wel moeilijk(er) en moet u het bedrag van de in resultaat genomen kosten aanpassen aan die specifieke situatie. Stel uw boekjaar loopt van 1 augustus N0 tot juli N1. Omdat het vakantiegeld met betrekking tot de prestaties van augustus tot december N0 in N1 wordt betaald voordat het boekjaar wordt afgesloten, moeten bij de afsluiting per 31 juli N1 de te betalen kosten enkel worden berekend op basis van de bezoldigingen van de maanden januari tot juli N1.