De veel besproken tax shift heeft tot doel de belastingdruk te verschuiven van belasting op arbeid naar belastingen op consumptie en vermogen. De regering wil dit bereiken door een heel scala aan specifieke maatregelen. Zo is de verhoging van het standaardtarief van de roerende voorheffing naar 27 % daar één van. Een andere maatregel is de aanpassing van de inkomensschijven in de progressieve personenbelasting.

Personenbelasting is een progressieve belasting

In de personenbelasting wordt uw inkomen progressief belast. Dat betekent dat hoe meer u verdient, hoe meer belasting u moet betalen.

De wet werkt daarvoor met ‘schijven’. De laagste schijf wordt belast aan 25 %, de volgende aan 30 % enzovoort tot de hoogste schijf die aan 50 % wordt belast. Zo zal u op de eerste 10.000 EUR die u verdient een pak minder belasting betalen, dan op de laatste 10.000.

Let op: deze schijven zijn niet gelijk verdeeld zijn (de progressiviteit is dus niet netjes verdeeld in even grote schijven van 10.000 EUR).

Aanslagjaar 2017: schijven worden anders verdeeld

Deze progressieve belastingtarieven zullen de komende jaren worden aangepast (vanaf aanslagjaar 2017, voor de inkomsten van 2016). Of beter gezegd: de bestaande tarieven blijven bestaan, maar de schijven worden anders verdeeld. Zo wordt de laagst belaste schijf verbreed. Hierdoor doet u onmiddellijk (een klein beetje) profijt.

Voor de inkomsten van 2016 ziet de verdeling er zo uit (de genoemde bedragen werden geïndexeerd voor aj. 2017):

25 % op de eerste schijf tot 10.860 EUR;

30 % op de tweede schijf van 10.860 EUR tot 12.470 EUR;

40 % op de derde schijf van 12.470 EUR tot 20.780 EUR;

45 % op de vierde schijf van 20.780 tot 38.080 EUR;

50 % op de vijfde schijf boven 38.080 EUR.

De verbreding van de eerste schijf levert onmiddellijk een voordeel op. Voor aanslagjaar 2016 (inkomsten uit 2015) loopt de eerste schijf maar tot 8.710 EUR.

Voorbeeld

Rik heeft een inkomen van 10.860 EUR.

In aanslagjaar 2016 (inkomsten 2015) betaalt hij hierop:

8.710 @ 25 % = 2.177,50 EUR

(10.860 – 8.710) @ 30 % = 645 EUR

Totaal = 2.822,50 EUR

In aanslagjaar 2017 (inkomsten 2016) betaalt hij op hetzelfde inkomen:

10.860 @ 25 % = 2.715 EUR

Hij betaalt dus 107,50 EUR minder belastingen.

Aanslagjaren 2019 en 2020: verdere aanpassing van de schijven

De aanpassing die dit jaar gebeurt, is nog maar de eerste stap. In de toekomst wordt er nog verder gesleuteld aan de verdeling van de schijven. Opvallend is dat de schijf van 30 % wegvalt. Al wat tot nu toe aan 30 % werd belast, zal vanaf dan mee onder de goedkopere eerste schijf van 25 % vallen. Met andere woorden: de eerste schijf wordt zodanig verbreed dat hij de schijf van 30 % als het ware opslorpt. Er blijven dus nog maar vier schijven over.

Daarnaast wordt ook de schijf van 40 % iets breder, en wordt die van 45 % iets smaller.

Voor aanslagjaar 2019 (inkomsten 2018) ziet de verdeling van de schijven er als volgt uit (voor de bedragen wordt nog gebruik gemaakt van de indexering voor 2017, omdat de indexering voor 2019 nog niet bekend is).

25 % op de eerste schijf tot 12.470 EUR;

40 % op de tweede schijf van 12.470 EUR tot 21.400 EUR;

45 % op de derde schijf van 21.400 EUR 38.080 EUR;

50 % op de vierde schijf boven 38.080 EUR.

Ook deze tweede aanpassing van de schijven zal de belastingplichtige nog een klein voordeel opleveren.

Ten slotte wordt vanaf aanslagjaar 2020 nog een verdere uitbreiding van de schijf van 40 % dan wel versmalling van de schijf van 45 % doorgevoerd. De tweede schijf van 40 % zal dan lopen van 12.470 EUR tot 22.000 EUR. Wat nog een bijkomend voordeel oplevert.

Aan de hoogste schijf van 50 % wordt nergens geraakt.