In verschillende bedingen in arbeidscontracten zoals het scholingsbeding, het niet-concurrentiebeding en het scheidsrechterlijk beding spelen loonbedragen die jaarlijks worden geïndexeerd, een cruciale rol. De geldigheid van deze arbeidsbedingen is afhankelijk van het al dan niet overschrijden van die geïndexeerde bedragen. De nieuwe loonbedragen zijn sinds 1 januari 2017 van toepassing.
De loongrenzen in de Arbeidsovereenkomstenwet van 3 juli 1978 worden elk jaar aangepast. Vanaf 1 januari 2017 bedragen de geïndexeerde loongrenzen:
33.472 euro in plaats van 33.221 euro (2016)
66.944 euro in plaats van 66.441 euro (2016)
Of de loongrenzen zijn bereikt voor de geldigheid van het scholingsbeding, het niet-concurrentiebeding en het scheidsrechterlijk beding, kijkt men naar het bruto-jaarloon van de werknemer. Het bruto-jaarloon is het bruto-maandloon vermenigvuldigd met 12 en vermeerderd met de eindejaarspremie, het variabel loon, het vakantiegeld en alle voordelen die in de arbeidsovereenkomst zijn vastgelegd.
Scholingsbeding
Bij een scholingsbeding verbindt een werknemer zich ertoe om een gedeelte van de vormingskosten van een specifieke vorming die hij volgt tijdens de uren aan u terug te betalen als hij/zij uw onderneming verlaat voor het einde van de overeengekomen periode.
De geldigheid van het scholingsbeding is onderworpen aan bepaalde voorwaarden. Een van die geldigheidsvoorwaarden bepaalt dat het bedrag van het jaarloon van de werknemer op wie het scholingsbeding van toepassing is, hoger moet zijn dan 33.472 euro. Als dit niet het geval is, wordt het scholingsbeding als onbestaande beschouwd wat betekent dat het geen juridische gevolgen zal hebben.
Niet-concurrentiebeding
Bij een niet-concurrentiebeding verbindt een werknemer zich ertoe om, bij zijn vertrek, geen soortgelijke onderneming uit te baten of in dienst te treden bij een concurrerende werkgever waardoor hij uw onderneming nadeel kan berokkenen door de kennis die eigen is aan uw onderneming en die hij bij u heeft verworven, te gebruiken.
Om geldig te zijn moet het niet-concurrentiebeding betrekking hebben op een arbeidsovereenkomst waarin het bruto-jaarloon meer bedraagt dan 33.472 euro op het ogenblik van de verbreking van de overeenkomst. Hierbij geldt nog een onderscheid voor verschillende categorieën van werknemers, nl. bij een bruto-jaarloon tussen 33.472 euro en 66.944 euro is het beding maar geldig wanneer een collectieve arbeidsovereenkomst werd gesloten (op sectoraal of ondernemingsvlak) die de functies aanduidt waarvoor een niet-concurrentiebeding kan worden toegepast. Bij een bruto-jaarloon van meer dan 66.944 euro is het beding altijd geldig behalve voor de functies die bij collectieve arbeidsovereenkomst werden uitgesloten.
Voor handelsvertegenwoordigers kan u een concurrentiebeding opstellen van zodra zij een jaarloon hebben van meer dan 33.472 euro.
Scheidsrechterlijk beding
Een scheidsrechterlijke of arbitragebeding is een clausule in de arbeidsovereenkomst waarin de werkgever en de werknemer afspreken om geschillen met betrekking tot de arbeidsovereenkomst voor te leggen aan scheidsrechters (arbiters) in plaats van aan de arbeidsrechtbank.
Dergelijk beding is alleen wettelijk voor bedienden met een jaarloon van meer dan 66.944 euro die belast zijn met het dagelijks beheer van de onderneming of die in een afdeling of bedrijfseenheid beheersverantwoordelijkheid hebben die kan worden vergeleken met een beheersverantwoordelijkheid voor de hele onderneming.
Quid geldigheid opzeggingstermijnen?
De jaarloongrenzen spelen in principe geen rol meer voor het bepalen van de opzeggingstermijnen. Voor de arbeidsovereenkomsten die al lopende waren bij de invoering van het eenheidsstatuut op 1 januari 2014, is de opzeggingstermijn voor de periode tot en met 31 december 2013 wel vastgeklikt tot wanneer de werknemer wordt ontslagen. Dus ook de werknemers die vóór 1 januari 2014 al in dienst waren, bouwen sinds 1 januari 2014 een opzeggingstermijn op volgens de nieuwe regeling gebaseerd op het aantal dienstjaren. Voor deze arbeidsovereenkomsten berekent u de opzeggingstermijn in twee stappen:
– stap 1: berekening van de opzeggingstermijn op basis van de anciënniteit op 31 december 2013. Voor deze berekening blijven de loonbedragen zoals geldig in 2013 dus belangrijk.
Bij aan jaarloon kleiner dan 32.254 euro bedraagt de opzeggingstermijn bij ontslag van een bediende 3 maanden per begonnen schijf van 5 jaar anciënniteit (bij opzeg door de werkgever).
-stap 2: berekening van de opzeggingstermijn op basis van de anciënniteit opgebouwd vanaf 1 januari 2014.