Vorige zomer kondigde de regering een hele reeks wijzigingen aan op het vlak van arbeid, sociaal overleg en welzijn op het werk. De wet van 15 januari 2018 houdende diverse bepalingen inzake werk bekrachtigt een aantal van die bepalingen. De grote lijnen in een notendop.
Wet collectieve arbeidsovereenkomsten aangepast
Een aanpassing aan de wet collectieve arbeidsovereenkomsten (cao) waarborgt de voortzetting van de loons- en werkvoorwaarden van de werkgevers en werknemers als ze van het ene paritaire subcomité/comité (PSC/PC) overgaan naar het andere. Dat geldt zowel voor de werknemers die in dienst zijn vóór de overstap als voor de werknemers die nadien aangeworven worden, tot er daarover een bijzondere cao gesloten wordt door het nieuwe PSC of PC. Die bijzondere cao moet vóór 1 januari 2023 worden gesloten.
Sinds 15 februari 2018.
Inhoudingen op het loon uitgebreid
Werkgevers kunnen loon deels als voordeel in natura verstrekken (bv. huisvesting). Inhoudingen op het loon van de werknemer worden toegelaten als de toegestane maximumratio van 1/5e wordt gerespecteerd. Het verzoek om de limitatieve lijst van die inhoudingen uit te breiden, moet uitgaan van het bevoegde paritaire comité. Voor seizoenarbeiders geldt die nieuwe mogelijkheid alleen als zij onderdaan zijn van een EU-lidstaat.
Sinds 15 februari 2018.
Regels economische werkloosheid verstrengd
De werkgever kan geen tijdelijke werkloosheid wegens economische redenen inroepen bij onderaanneming. Het gebrek aan werk moet immers onafhankelijk zijn van de wil van de werkgever. En dit is niet het geval als hij dit uitbesteedt aan derden. Sanctie: betaling van het normale loon van de werknemer voor de dagen waarop het werk werd uitbesteed.
Sinds 15 februari 2018.
Elektronische handtekening veralgemeend
De mogelijkheden om een e-overeenkomst af te sluiten worden uitgebreid. Ook arbeidsovereenkomsten zullen kunnen afgesloten worden met een elektronische handtekening.
Ook de voorwaarden voor het elektronisch archiveren van de sociale documenten door de werkgever krijgen vorm. Alsook de bevoegdheden van de sociaal inspecteurs om de e-overeenkomsten of sociale e-documenten te laten voorleggen die niet bij de werkgevers zelf maar door een elektronische archiveringsdienst worden bijgehouden.
Vanaf … de inwerkingtreding wordt nog bepaald bij koninklijk besluit.
Geleidelijke werkhervatting ingevoerd
Een arbeidsongeschikte werknemer kan gedeeltelijk worden vervangen door een werknemer met een vervangingsovereenkomst. Het betreft werknemers die op advies van de adviserend geneesheer van het ziekenfonds, deels het werk hervatten. Zij mogen worden vervangen voor de uren die ze omwille van gezondheidsredenen niet kunnen presteren.
Sinds 15 februari 2018.
Interne beperking van de arbeidsduur toegepast op nieuwe arbeidsregelingen
Werknemers mogen maar een beperkt aantal uren presteren bovenop de normale arbeidsduur. Van zodra die interne grens van 143 uren bereikt is in de loop van de referentieperiode, hebben werknemers recht op inhaalrust vóór ze nieuwe overuren mogen presteren. Die interne grens blijkt nu ook van toepassing als werkgevers gebruikmaken van nieuwe arbeidsregelingen.
Sinds 15 februari 2018.
Overuren in de horeca opgetrokken
Wie werkt in de horecasector voor een werkgever die een geregistreerd kassasysteem (witte kassa) gebruikt, kan 360 overuren (in plaats van 100) presteren, zonder meerloon. De uitbetaalde overuren krijgen dezelfde behandeling in de sociale zekerheid en de fiscaliteit. Dit wil zeggen ze zijn vrij van RSZ-bijdragen en belastingen. De werknemer moet wel zijn schriftelijk akkoord geven over de vrijwillige overuren om de 6 maanden.
Sinds 15 februari 2018.
Outplacementstelsel gewijzigd
Werknemers die ontslagen worden met een opzeggingstermijn van minimaal 30 weken vallen onder het outplacementstelsel. De kost van een outplacementtraject mag de werkgever in mindering brengen van de opzegvergoeding. Maar niet meer voor werknemers die medisch ongeschikt zijn om een outplacement te volgen. Zij krijgen recht op de integrale contractbreukvergoeding. De werkgever mag de voorziene 4 weken niet meer aftrekken van de opzeggingsvergoeding.
De werknemer moet deze ongeschiktheid binnen de 7 dagen vanaf de dag waarop kennis heeft genomen van zijn ontslag, bewijzen met een geneeskundig getuigschrift van zijn behandelende arts, en eventueel van een tweede arts die de werkgever aanstelt.
Sinds 15 februari 2018.