Sinds 1 april 2009 moeten ondernemingen in België verplicht een preventief alcohol- en drugsbeleid voeren. Het doel is werkgevers en werknemers te responsabiliseren. Maar wat houdt de zogenaamde cao nr. 100 precies in?

Wat zegt de cao nr. 100?

Het hoofddoel van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 100 is erop gericht functioneringsproblemen als gevolg van alcohol- en druggebruik te voorkomen en adequaat te reageren wanneer deze toch opduiken. Preventie staat voorop. Het is dus niet de voornaamste bedoeling om de werknemer te confronteren met het gebruik van alcohol of drugs zelf, maar wel met de gevolgen die dit gebruik kan hebben binnen de werksituatie.

Wat moet de werkgever doen?

Van de werkgever wordt gevraagd dat hij/zij de uitgangspunten en doelstellingen van het alcohol- en drugsbeleid in diens onderneming bepaalt, en ze concretiseert in een beleids- of intentieverklaring die in het arbeidsreglement wordt opgenomen.

Het preventief alcohol- en drugsbeleid moet gestoeld zijn op vier pijlers.

4 pijlers van het preventief alcohol- en drugsbeleid

1.    Voorlichting en vorming
De werkgever zorgt ervoor dat de hiërarchische meerderen en de werknemers geïnformeerd worden over het preventiebeleid en dat zij passende instructies hebben gekregen. Enkel zo kunnen probleemsituaties tijdig gedetecteerd worden en kan passend gereageerd worden. Zo moeten leidinggevenden weten welke de regelgeving is en welke procedures er bestaan. Hun functie verplicht hen ertoe waakzaam te zijn voor alcohol- en drugproblemen en tussen te komen wanneer dat vereist is.

2.    Opstellen van regels voor het personeel
Deze regels geven de grenzen aan om functioneringsproblemen ten gevolge van alcohol- en druggebruik te vermijden en hebben daardoor in belangrijke mate een preventieve werking. Het is belangrijk dat deze regels vastgelegd zijn in het arbeidsreglement. Dit kadert zowel in de primaire preventie (voorkoming) als in de secundaire preventie (opsporing om verergering te voorkomen). Het uitwerken van concrete regels zorgt er immers voor dat een functioneringsprobleem onmiddellijk kan aangepakt worden bij een mogelijk acuut of chronisch misbruik.

3.    Procedures voor het aanpakken van problematisch gedrag
Hierbij is het belangrijk dat de leidinggevende aandacht schenkt aan volgende punten:

duidelijke, best schriftelijke, vaststelling van het disfunctioneren van de werknemer;

verwijdering van de betrokkene van de werkvloer wanneer hij een gevaar betekent voor zichzelf of derden;

confrontatie van de betrokkene met de feiten;

maken van duidelijke afspraken naar toekomst toe (planning van evaluatiemoment);

geven van advies over hulpverlening;

inlichten van bedrijfshulpverleners over het gegeven advies;

evaluatie na de afgesproken periode met gradueel toepassen van sancties.

4.    Hulpverlening
De werkgever moet er op toezien dat in zijn onderneming het kader wordt gecreëerd waarin de preventieadviseur-arbeidsarts, de preventieadviseur psychosociale aspecten, de verpleegkundige, de maatschappelijk werker, de vertrouwenspersoon op optimale wijze elk hun rol binnen het beleid kunnen waarnemen.

Hebt u nog vragen over drank- en drugspreventie in uw onderneming? Check https://werk.belgie.be/nl of vraag raad aan uw accountant.