Als u onderneemt via een vennootschap kan u uw pensioen aanvullen, niet alleen met een VAPZ, maar ook met een IPT. Sinds midden 2018 kunnen ook zelfstandigen zonder vennootschap hun pensioen en VAPZ aanvullen met een tweedepijler pensioen… het POZ. Teveel afkortingen? We leggen ze voor u uit.
VAPZ
Elke ondernemer kent wel het VAPZ of “vrij aanvullend pensioen voor zelfstandigen”. Met deze pensioenovereenkomst kun je je pensioen aanvullen. De premies zijn volledig aftrekbaar. Maar ze zijn wel begrensd in bedrag. De premie mag niet groter zijn dan 8,17% van uw (geherwaardeerd) netto belastbaar beroepsinkomen van drie jaar terug met als absoluut maximum (voor 2019) 3.256,87 euro. U kan ook kiezen voor een sociaal VAPZ, wat extra bescherming voorziet voor uw gezin. Voor een sociaal VAPZ bedragen de maxima resp. 9,40% van het beroepsinkomen en 3.747,19 euro.
IPT
Runt u uw onderneming via een vennootschap, dan bent u er bedrijfsleider van en dan kan u, naast de VAPZ (want u bent zelfstandige) ook een pensioen opbouwen via uw vennootschap. Dit is een zgn. “individuele pensioentoezegging” (IPT). Uw vennootschap bouwt dan een pensioen op voor u.
Maar ook hier geldt een grens. Uw uiteindelijk pensioen mag niet hoger liggen dan 80% van uw laatste normale bruto jaarbezoldiging.
Hoe deze 80% precies berekend wordt, willen we u hier verder besparen. Wat u echter zeker hoort te weten is dat:
a) Het “uiteindelijk pensioen” niet alleen het wettelijk pensioen is maar ook het VAPZ dat u gelijktijdig opbouwt. Maar met uw pensioensparen of levensverzekering wordt geen rekening gehouden.
b) U moet zichzelf als bedrijfsleider een bezoldiging toekennen, en die moet regelmatig zijn, minstens maandelijks en het moet om een ‘normale’ bezoldiging gaan.
POZ
U merkt het misschien al: als u geen vennootschap heeft, dan kan u hooguit aan pensioensparen doen of een levensverzekering afsluiten om uw wettelijk pensioen en evt. VAPZ verder aan te vullen. Maar de premies voor pensioensparen en levensverzekeringen geven maar een beperkte belastingvermindering (30%) op een beperkt bedrag.
Om te vermijden dan zelfstandigen om die reden alleen al een vennootschap oprichten, is er sinds 30 juni 2018 de mogelijkheid om ook als zelfstandige zonder vennootschap een aanvullend pensioen op te bouwen via een zogenaamde ‘pensioenovereenkomst voor zelfstandigen’, kortweg POZ.
Ook hier geldt een 80%-regel, zij het lichtjes afwijkend van die van de bedrijfsleiders. Immers, als zelfstandige heeft u geen maandelijkse bezoldiging. Uw referentie-inkomen is het gemiddelde bruto-inkomen van de laatste drie jaren verhoogd met de RSVZ-bijdragen en de VAPZ-premies. Heeft u geen drie volledige jaren, dan wordt de periode gebruikt die voorhanden is. Startte u uw zelfstandige activiteit nu pas, dan wordt gekeken naar een geschat bruto-inkomen.
De besparing die u doet, is eerder beperkt: waar VAPZ en IPT een aftrek bieden op het belastbaar inkomen, geeft een POZ een belastingvermindering van 30%. Bij uitkering op pensioenleeftijd is er slechts 10% belasting verschuldigd. Daarop geldt wel een uitzondering, met name als u een lening heeft afgesloten voor uw enige en eigen woning met deze POZ als onderpand.
Nog een belangrijk minpunt aan de nieuwe regeling is dat de POZ pas geldt vanaf 30 juni 2018. U heeft niet de mogelijkheid om voorgaande jaren nog te regulariseren. Een “back-service” bestaat wel (u mag dan premies storten voor jaren in het verleden) maar die is ten aanzien van de IPT veel beperkter en bovendien kan u niet voorbij 2018.
Rente versus kapitaal
Misschien had u het al begrepen: al die aanvullende pensioen zijn berekend op de uitkering -vanaf pensioenleeftijd- van een “rente”. Maar wat als u spaart voor de uitkering van een kapitaal bij uw pensioen?
De wet voorzag voor de IPT al in een vrij eenvoudige berekening om het bedrag van het kapitaal om te zetten in een rente. In een recent koninklijk besluit wordt deze conversie ook van toepassing verklaard voor de POZ.
Het sparen kan dus beginnen.