De aanslag geheime commissielonen blijft voor beroering zorgen. Eind vorig jaar leek er, na jaren van wetswijzigingen en administratieve toleranties, eindelijk rust te komen. In de zomer kwam de administratie echter met een circulaire die de nu soepele tekst van de wet, toch weer verstrengt. Wat zegt de administratie nu precies?
Programmawet 19 december 2014: versoepeling bijzondere aanslag
Door de programmawet van 19 december 2014 werd het regime van de bijzondere aanslag geheime commissielonen aanzienlijk versoepeld:
de aanslag kreeg enkel nog een vergoedend karakter en was niet langer bestraffend: het tarief werd verlaagd tot 103 % of 51,50 %;
de aanslag zou enkel nog in uitzonderlijke gevallen opgelegd worden: geen aanslag dus als de genieter de inkomsten vermeldde in zijn aangifte en zelfs niet als de genieter enkel op ondubbelzinnige wijze kon worden geïdentificeerd.
Een soepele wet, maar een strenge circulaire
Hoewel de wet op zich duidelijk lijkt, heeft de administratie in de zomer toch een nieuwe circulaire gepubliceerd. In deze circulaire wordt het soepele uitgangspunt van de wet enigszins genuanceerd (lees: verstrengd).
Ondubbelzinnige identificatie van de genieter
Volgens de wet kan de bijzondere aanslag vermeden worden als de genieter op ondubbelzinnige wijze wordt geïdentificeerd, uiterlijk binnen twee jaar en zes maanden volgend op 1 januari van het aanslagjaar. Dit betekent dat effectieve belasting in hoofde van de genieter niet langer vereist is.
De circulaire is strenger dan de wet, want stelt de ‘identificatie op ondubbelzinnige wijze van de verkrijger’ immers gelijk met een Belgische aangifte of een gelijkaardige buitenlandse aangifte van de verkrijger. Zij het dat het geen aangifte binnen de gewone aangiftetermijn hoeft te zijn, maar dat een aangifte binnen de (langere) termijn van twee en half jaar voldoende is. Hieruit volgt volgens de circulaire dan ook dat enkel aan de aanslag kan worden ontsnapt, als de administratie in het bezit wordt gesteld van een schriftelijk akkoord van de verkrijger met vermelding van zijn identiteit, nationaal nummer en het bedrag van het verkregen voordeel. Met andere woorden de administratie grijpt terug naar de oude regels dat de genieter het voordeel moet aangeven of er akkoord mee gaat dat hij belast wordt.
Eigenlijk voegt de administratie hier een bijkomende voorwaarde toe die niet in de wet staat.
Verdoken meerwinsten
In het verleden was het niet echt duidelijk wat er precies onder ‘verdoken meerwinsten’ moest worden verstaan. De programmawet heeft daaraan verholpen, door expliciet te bepalen dat verdoken meerwinsten slechts onderworpen worden aan de bijzondere aanslag als ze niet het gevolg zijn van een verwerping van beroepskosten.
De circulaire is strenger dan de wet, want ze stelt dat deze beperking niet geldt in geval van valse of fictieve facturen (wanneer er sprake is van een aankoopfactuur, die in principe op de rekening 60 moet worden geboekt, en die enkel de brutowinst van de vennootschap beïnvloedt). Zo’n factuur is volgens de administratie immers geen beroepskost. De aanslag kan dus wel opgelegd worden.
Verlaging van het tarief
Vroeger was het tarief erg hoog: 309 %. In de nieuwe regeling daalde dit tarief naar 103 % (als de genieter een natuurlijk persoon is) of 51,50 % (als de genieter een rechtspersoon is).
De circulaire is strenger dan de wet, want ze bepaalt uitdrukkelijk dat het tarief van 51,50 % slechts van de toepassing is als de ‘uiteindelijke verkrijger’ een rechtspersoon is, waar de wet gewoon over ‘verkrijger’ spreekt. De administratie heeft het woord ‘uiteindelijke’ dus zelf toegevoegd.