We stonden eerder al stil bij de fiscale behandeling van aandelenopties. Vandaag gaan we in op een bijzondere regel die geldt als de optie wordt toegekend aan een bedrijfsleider die werkt via een managementvennootschap.
Ter herinnering: de fiscale behandeling van aandelenopties in enkele zinnen
Aandelenopties zijn een deel van de bezoldiging van een werknemer of bedrijfsleider. Ze zijn dan ook belastbaar. Lang was het de vraag op welk moment dit voordeel belastbaar was. De aandelenoptiewet heeft uiteindelijk bepaald dat de optie belastbaar is op het moment van de toekenning.
Daarna rijst nog de vraag hoe het voordeel moet worden gewaardeerd. Voor opties met een looptijd van maximaal vijf jaar wordt de waarde van de optie vastgelegd op 18 % van de waarde van de onderliggende aandelen op het ogenblik van het aanbod. Wanneer de looptijd langer is dan vijf jaar, wordt dit percentage verhoogd met 1 % per bijkomend begonnen jaar. Dit forfait kan echter verlaagd worden tot 9 % wanneer (i) de uitoefenprijs definitief vaststaat op het moment van het aanbod, (ii) als de optie niet mag worden gelicht in de eerste drie jaar, of na het tiende jaar na het aanbod, (iii) als de optie niet onder levenden mag worden overgedragen, (iv) als het risico van de waardevermindering van de aandelen niet (on)rechtstreeks wordt gedekt door de werkgever en (v) als de optie betrekking heeft op aandelen van de werkgever zelf.
Wat is het probleem met bedrijfsleiders?
Er rijst een probleem voor bedrijfsleiders die werken met een managementvennootschap. Zaakvoerders van managementvennootschappen komen niet in aanmerking voor het verlaagd tarief als ze aandelenopties krijgen van de ondernemingen waarin de managementvennootschap een bestuurdersrol vervult. Zij beantwoorden immers niet aan de vijfde voorwaarde die hierboven wordt vermeld: de optie moet betrekking hebben op de vennootschap-werkgever zelf. De zaakvoerder van de managementvennootschap werkt immers voor de managementvennootschap en niet voor de exploitatievennootschap-opdrachtgever die de aandelenopties toekent.
Omdat hierover soms onduidelijkheid bestond, heeft de fiscus zijn standpunt nu duidelijk vastgelegd in een circulaire. Dit standpunt is van toepassing op de toekenning van aandelenopties waarvan de datum van het aanbod na 13 april 2017 valt (= de datum van de circulaire).
Hoewel het niet expliciet in de wet staat kunnen de aandelenopties niet aan de managementvennootschap zelf worden toegekend. Uit de voorbereidende werken van de aandelenopties blijkt dat enkel natuurlijke personen aandelenopties kunnen krijgen (in dit gunstig fiscaal regime althans).
Is de zaak hiermee afgelopen?
Niet helemaal. Volgens sommige fiscale auteurs is het verdedigbaar dat de zaakvoerder van een managementvennootschap toch van de gunstigere waardering (9 % van de aandelen) kan genieten. Ten minste op de voorwaarde dat de managementvennootschap een bestuursmandaat uitoefent in de vennootschap en de zaakvoerder wordt aangeduid als ‘vaste vertegenwoordiger’. Als de zaakvoerder een vaste vertegenwoordiger is, bestaat er immers wel een rechtstreekse band tussen de zaakvoerder/vaste vertegenwoordiger en de vennootschap/opdrachtgever.
De fiscus schijnt het daarmee in de circulaire niet eens te zijn. Wij houden u uiteraard op de hoogte van verdere ontwikkelingen hierover.